Van en rond bijzondere tuinelementen: tuinsieraden (koepels, grotten etc.); tuinbeelden, doolhoven; heggen en hagen.

Korte inhoud: Elk bijzonder tuinelement heeft zijn eigen eisen en eigen beplanting. Bronnen hiervoor zijn o.a. de boeken van Jan van der Groen (1669) en Johann Knoop (ca. 1750). Hoe zijn deze door ons te interpreteren?