De kuststreken van Den Helder tot Esbjerg hebben een gemeenschappelijke geschiedenis die meer dan 25 eeuwen terug gaat. Achter de duinen en dijken van het Waddengebied verbergt zich een waardevol cultuurlandschap, dat het product is van een eeuwenlange wisselwerking tussen mensen en natuur. Dit landschap kenmerkt zich door een combinatie van natuurlijke diversiteit en culturele rijkdom.
Het vruchtbare polderland stond garant voor de nodige welvaart. De nabijheid van de zee maakte een levendig scheepvaartverkeer mogelijk. Uitgestrekte veenmoerassen boden de vrije kustbewoners voldoende bescherming tegen vreemde overheersers. Steden als Amsterdam, Bremen en Hamburg waren vanaf de kust gemakkelijk bereikbaar; de stadscultuur drukte al vroeg zijn stempel op het plattelandsbestaan. Dat gold ook voor de Waddeneilanden, die als een soort voorpost voor het stadsleven fungeerden. Desondanks hielden de kustbewoners stevig vast aan hun overgeleverde plattelandstradities, hun eigen identiteit en hun afwijkende taal. Met de opkomst van grootschalige graanboerderijen en de aanleg van wegen, kanalen en spoorlijnen kwam de grote stad steeds dichterbij. Terwijl de herenboeren een burgelijke levensstijl omarmden, probeerden jonge landarbeiders aan hun lot ontsnappen door van het platteland weg te trekken. De eilanden ontwikkelden zich rond 1900 tot een gewild vakantieoord; het polderland raakte in verval.