De doopsgezinden en hun voorlopers (de wederdopers) hebben een belangrijk stempel gedrukt op cultuur en samenleving van de Nederlandse kustgewesten. In verschillende regio's van Noord-Holland, Friesland en Groningen maakten zij een aanmerkelijk deel van de bevolking uit. In deze lezing wordt een overzicht gegeven van de geschiedenis van deze bevolkingsgroep. Beginnend met het Münsterse wederdopersoproer van 1534 en het optreden Menno Simons worden de verschillende richtingen geschetst waarin deze stroming uiteenviel. Na 1650 overheerste daarentegen het streven om tot een gemeenschappelijke belijdenis te komen. Ook bijzondere stromingen als Davidjoristen, Waterlanders, Vlamingen, Hoogduitsers, Friezen, Janjacobsgezinden en Ukowallisten komen aan bod; net als de intensieve contacten die Nederlandse doopsgezinden met hun geloofsgenoten in Duitsland en Polen hadden. De nadruk ligt op de sociale achtergronden van het geloofsleven. Het extroverte protestgedrag van de eerste generaties maakte plaats voor een gesloten groepscultuur. Op het platteland bleef deze gesloten cultuur vaak tot ver in de achttiende eeuw hangen. In de steden ontwikkelden de doopsgezinden zich daarentegen tot een culturele elite die open stond voor het verlichtingsdenken en voor de politieke idealen van het negentiende-eeuwse liberalisme.