In deze lezing verkennen we de kunst die nog niet zo ver achter ons ligt en die ook vandaag de dag nog haar artistieke invloed doet gelden.

Na de Tweede Wereldoorlog kan de Nederlandse kunst voorgoed niet meer los gezien worden van de internationale ontwikkelingen. Vooral Amerika geeft in die jaren de toon aan met nieuwe stromingen die in Europa hun echo krijgen. In het begin van de jaren vijftig was de beweging van Cobra zeer dominant. Cobra was overigens meer dan alleen schilderkunst en de literaire Vijftigers zijn nauw verwant aan deze beweging.

Onder invloed van het abstract expressionisme en de actionpainting in Amerika evolueerde de kunst vervolgens in nieuwe experimentele richtingen. Zo kreeg het geschilderde oppervlak in de werken van Jaap Wagemaker steeds meer reliëf door het mengen van de verf met andere substanties. Naast deze materieschilders opereerden de kunstenaars van de Nulgroep (Zero), zoals Jan Schoonhoven en Armando.

Hoewel de Amerikaanse Popart in ons land maar weinig directe navolging heeft gekregen, heeft de popmentaliteit des te meer invloed gehad. Zonder de Popart zou het werk van Wim T. Schippers nauwelijks denkbaar zijn. Ook andersoortige invloeden zijn aantoonbaar, zoals die van de computer in het werk van Peter Struycken en van de fotografie in dat van Ger van Elk. Kunst blijkt gaandeweg steeds meer een conceptueel karakter te krijgen. Maar we moeten niet vergeten dat tegelijkertijd met deze experimenten er ook nog gewoon figuratief geschilderd door kunstenaars als Co Westerik.

In de architectuur zien we dat steeds grootschaliger projecten tot stand komen zoals gebouwen van Aldo van Eyck en Herman Hertzberger, maar vooral de omstreden complexen van Hoog Catharijne en de Bijlmer.
In deze jaar vervagen de grenzen tussen de verschillende kunsten steeds verder. Uiteraard zullen we ook aan deze kunstgenres als de performances, de videokunst en de Landart aandacht besteden.