In deze lezing wordt aandacht besteed aan de beeldende kunsten van de 15de eeuw in ons land. De late middeleeuwen tonen ons de eerste bloei van de Nederlandse kunst. In Zuid-Nederland brengen de Vlaamse Primitieven als Jan van Eyck en Rogier van der Weyden de schilderkunst tot hoge bloei. Noordeljke meesters als Dirc Bouts vestigen zich dan ook in Vlaanderen.

Maar aarzelend breekt ook het licht door voor de kunsten in het Noorden en treden kunstenaars uit de anonimiteit. In het begin van de 15de eeuw wordt eerst Utrecht van enig belang als kunstcentrum. Hier ontwikkelt zich een primitief realisme. Gaandeweg neemt echter het gewest Holland deze rol over. In Haarlem werkt de schilder Albert van Ouwater, maar nog veel belangrijker dan hij was zijn bijzonder begaafde, maar helaas jonggestorven leerling Geertgen tot Sint Jans. Een schilder met een geheel eigen repertoire was Jeroen Bosch met zijn apocalyptische visioenen.

Veel van de kunstwerken werden voor kerken of kloosters gemaakt. Maar in de lezing komen niet louter religieuze werken aan bod. Naast schilderkunst besteden we ook aandacht aan andere vormen van kunst zoals de beeldhouwkunst, van o.a. Adriaen van Wesel. De ontluikende kunsten van de 15de eeuw tonen ons een boeiend en zeer veelzijdig beeld.