In Spaanse ogen, zo blijkt uit deze dissertatie, was Willem van Oranje geenszins de goede herder die 'lijf en goed altezamen' opofferde voor zijn 'arme schapen in groten nood'. Nee, hij was een schurk, die - samen met andere edelen - uit hebzucht en ambitie zijn vorst en heer verried en de heilige moederkerk verloochende. Hij had alleen zijn eigenbelang voor ogen en met list en bedrog wist hij een encubierta tiranÃa, een stiekeme tirannie, te vestigen, waarin alle mensen van goeden wille in voortdurende vrees leefden..
Over hoe de Spanjaarden tijdens de guerras de Flandes aankeken tegen de bewoners van de Nederlanden zijn we niet of nauwelijks geïnformeerd. Wel publiceerde, in de jaren dertig, de hispanoloog J. Brouwer enige voortreffelijke boeken over de ervaringen van Spanjaarden in de Tachtigjarige Orlog, te weten: Kronieken van Spaansche soldaten en De Onoverwinnelijke Vloot. Maar verder bestaat er nauwelijks literatuur in onze taal over de belevenissen van Spanjaarden in de Nederlanden, laat staan over de Spaanse kijk op de Nederlanders van toen. En dat ondanks het feit dat Nederlandse historici en belletristen over de Opstand karrenvrachten aan werken hebben geschreven. Daarom is deze dissertatie, alleen al door de aandacht voor de Spaanse visie op de Nederlanden en haar bewoners, echt een bijzondere gebeurtenis.
Maar er is meer. Anders dan bij Brouwer ging het Pérez niet om het uitgeven van vertalingen van saillante Spaanse oorlogskronieken. Haar onderzoek behelsde eigenlijk de achterliggende beeldvormingsprocessen. Allereerst spoorde Pérez daartoe de dominante Spaanse Nederlanderbeelden op. Pérez heeft echter ook de vorming van het Spaanse zelfbeeld in haar onderzoek betrokken, alsmede de wisselwerking tussen die beide beelden. Tenslotte onderzocht de auteur de ontwikkeling en de dynamiek in de beeldvorming: welke veranderingen traden er op in de perioden 1568-1609, 1609-1621, 1621-1648 en 1648-1673. Zij hanteerde daarbij een diachronische onderzoeksmethode. Daarmee ontdekte Pérez, dat de Spaanse visie op de Nederlanders niet, zoals tot nog toe altijd werd aangenomen, tachtig jaar lang het ongenuanceerde, eenduidige en statische beeld bleef van 'dat stelletje ketters en rebellen daar in het koude noorden'. Er traden duidelijke verschuivingen en veranderingen in het Nederlanderbeeld op. De diachronische benadering is mijns inziens het interessantste aspect van deze dissertatie, omdat daarmee het proceskarakter van de beeldvorming duidelijk wordt.
Pérez gebruikte tweeërlei bronnen. Allereerst historische bronnen zoals oorlogs-kronieken en vlugschriften (relaciones, avisos), een soort krantjes. Maar veel belang hechtte zij ook aan literaire bronnen en dan vooral aan toneelstukken, omdat die een belangrijke functie hadden in de propaganda en in de vorming van het Spaanse zelfbeeld.
Vooraf stelt Yolanda Pérez vast dat 'de Nederlanden een uiterst belangrijk onderdeel (vormden) van de Spaanse monarchie, wat in het tegenwoordige Nederland meestal over het hoofd gezien wordt' (p. 17). De oorlog in de Nederlanden was voor Spanje van wezenlijk belang en zeker niet een verwaarloosbaar conflict. Karel V, Filips II en Filips III beschouwden de Nederlanden bepaald niet als een uithoekje van hun rijk, maar als het meest waardevolle juweel van hun imperium. De rebellie en de oorlog maakten in Spanje dan ook een enorme indruk. Tot 1648 bleef de oorlog in de Lage Landen hoofdpunt van zorg voor de Spaanse monarchie en ze werd er zelfs beschouwd als één van de belangrijkste factoren van de ondergang van Spanje als wereldmacht.
Voor 1568 hadden de Spanjaarden zeer diverse beelden van de bewoners van de Nederlanden, die voor een deel afkomstig waren van Tacitus en andere Romeinse schrijvers. Over het algemeen waren het positieve beelden: de bewoners van de Lage landen waren vredelievend, vindingrijk, goedaardig, vroom en lichtgelovig. Maar ze waren ook wel inhalige handelaars. Goed op de hoogte van de Spaanse visie zijn we door de verslagen van de reis van de jonge Filips II door de Nederlanden in 1548. Daaruit rijst ook een positief beeld van de Nederlanders op: het zijn zachtaardige, vreedzame mensen; het zijn goede gelovigen, ze zijn gehoorzaam, hardwerkend en vindingrijk. De vrouwen zijn heel kuis en koud van aard, 'ze kussen en omhelzen zonder enige terughoudendheid, maar ook zonder enige hartstocht of gevoel' (p. 45). Eén van de verslaggevers - Ãlvarez - vond de vrouwen 'uitermate geschikt om met oude mannen getrouwd te zijn, aangezien ze doen wat deze oude lieden nodig hebben en niet van ze vragen wat ze niet kunnen'(p. 45).
In de periode tussen 1568 en 1609 kreeg het vijandbeeld langzamerhand gestalte. Er ontstond een nieuw beeld: dat van ketters en rebellen. Dat beeld is dan echter nog vrij genuanceerd. Het is de ambitieuze Nederlandse adel die het lichtgelovige en simpele volk meesleurt in de ketterij en de opstand. Maar vele onderdanen blijven kerk en koning trouw. Er is een burgeroorlog aan de gang in de Nederlanden, een oorlog tussen de ketterse rebellen en de koningsgetrouwe katholieken.
Pas na het Bestand wordt het vijandbeeld op volle oorlogssterkte gebracht. De strijd wordt dan niet meer gezien als een burgeroorlog, maar als een oorlog tussen Spanje en de Republiek. Er wordt ook onderscheid gemaakt tussen de rebelse Holandeses en de trouwe Flamencos. Van de Holandeses worden zelfs de vroeger als positief beschouwde eigenschappen, zoals vindingrijkheid, zeemanschap, de strijd tegen het water en de technische vaardigheden, omgekeerd tot een negatieve pendant. De Holandeses zijn lafaards die zich verschansen in hun kunstig met water en moerassen omgeven steden, in plaats van een eerlijk gevecht in het open veld aan te gaan. Ook hun 'weergaloos zeemanschap' wordt nu omgekeerd; de Holandeses zijn 'een stel mechanisch-bekwame rebellen, verachtelijke miskramen van de zee' (p. 164). Ze zijn vooral gevaarlijk omdat vanuit de Hollandse brandhaard overal onrust ontstaat, die de Spaanse eer en reputatie aantast - een soort dominotheorie avant la lettre.
De periode 1621-1648 was het begin van de ondergang van Spanje als wereldmacht. De beroemde staatsman Olivares achtte het zijn taak om de geschonden reputación te herstellen en Spanje zijn grootheid terug te geven. Hij bemoeide zich nadrukkelijk met de cultuur. Zijn cultura dirigada - gestuurde cultuur - was onderdeel van zijn politiek van reformación. Zowel in de relaciones als op het toneel en in de beeldende kunst was de sturende hand van Olivares merkbaar. Van bovenaf werd zo een perfect zelfbeeld gecreëerd volgens hetwelk de Spanjaarden onvoorstelbaar dapper zijn en zo superieur en edelmoedig, dat ze zich tegenover de tegenstanders grootmoedig kunnen gedragen. Het schilderij van Velásquez, La rendición de Breda (Las lanzas) is de voorbeeldige voorstelling van dit zelfbeeld.
Na 1648 vervaagt het beeld van de Holandeses en Flamencos en bij de bepaling van de Spaanse identiteit worden niet meer 'de miskramen van de zee' als tegenbeeld gebruikt. Tegenwoordig weten de meeste Spanjaarden niet eens meer dat 'ze' verloren hebben. Yolanda RodrÃguez Pérez' dissertatie is een goed geschreven en zeer boeiend boek dat ik veel lezers toewens.