Het walvisboek
Walvissen en andere zeewezens beschreven door Adriaen Coenen in 1585
Adriaen Coenen
208 pp, € 39.5
isbn/issn: 90-5730-282-9

Het walvisboek

(recensie: Dirk J. Tang)

Met enige regelmaat spoelen ze nog wel eens aan op de Nederlandse kust: de Butskoppen, Bultruggen, Noordkapers, Bruinvissen, Dolfijnen en Potvissen. Als er weer zo'n enorm gevaarte op het strand ligt dan trekt dat aandacht: artikelen en foto's in kranten en soms een kort item in het acht-uur journaal. In de weekeinden trekt een gestrande vis vaak grote hoeveelheden dagjesmensen. Er zijn flink wat afbeeldingen in de Nederlandse beeldkunst die de hulpeloze vissen op het strand en de nieuwsgierige massa daar om heen tonen. Dat gaat al eeuwen zo.

Adriaen Coenen was ook zo'n nieuwsgierige toeschouwer. Hij leefde van 1514 tot 1587 en woonde bijna zijn hele leven in de visserplaats Scheveningen. Als zoon van een visser en als kustbewoner werd hij bijna dagelijks geconfronteerd met de concrete vertaling van het gezegde: de zee geeft en de zee neemt. De zee speelde een belangrijke rol in de ontwikkeling van zijn maatschappelijke carriíre. Hij werd geen visserman zoals zijn vader, maar groothandelaar in vis en werkte zich bij de visafslag op van klerk tot veilingmeester. Hij behoorde tot de notabelen van het dorp en werd tenslotte ook benoemd tot officieel strandvonder van een deel van de Zuid-Hollandse kust. Dat was geen geringe prestatie voor iemand van eenvoudige komaf die het zonder deugdelijke formele scholing moest stellen. Desondanks zou de nijvere Adriaen vergeten zijn als hij niet naast zijn dagelijkse werk een vaardigheid had ontwikkeld die hem een soort eeuwigheidswaarde zou verschaffen.

Adriaen Coenen raakte geïnteresseerd in de niet-alledaagse 'giften van de zee' die hij stelselmatig begon te verzamelen en zonodig prepareerde. Het ging niet alleen om aangespoelde schelpen, bijzondere vissen en andere zeewezens die hij zelf vond: hij vulde de collectie aan door van derden mariene zeldzaamheden aan te kopen. Er ontstond een curieuze verzameling mariene objecten die niet zou hebben misstaan in de Kunst und Wunderkammern die in Nederland en Europa door rijke verzamelaars werden aangelegd. Daar liet hij het echter niet bij. Coenen verdiepte zich zoveel mogelijk in de aard en de herkomst van zijn verzameling. De eerste bron voor zijn kennis was uiteraard de praktische ervaring die hij in zijn leven had opgedaan in de wereld van de zeevisserij. Daarnaast begon hij zich ook theoretisch te bekwamen door zoveel mogelijk boeken, pamfletten en embleemboeken over natuurlijke historie te lezen. Sommige boeken zal hij zelf in bezit hebben gehad maar er zijn ook aanwijzingen dat hij boeken leende of inzag van welgestelde en hooggeplaatste bekenden. Met de groei van zijn verzameling nam zijn kennis van het leven in de zee toe. Of misschien was het andersom? Feit is dat Coenen door belangrijke tijdgenoten werd gezien als een marien deskundige die met regelmaat kon aanschuiven aan hun rijk gedekte tafels.

Op losse foliobladen tekende Coenen met grote nauwkeurigheid zijn waarnemingen en bevindingen op. Bijna altijd voorzag hij zijn teksten van gedetailleerde gekleurde tekeningen. De foliobladen werden gebundeld tot een boek. Tijdens zijn leven schreef en tekende Adriaen Coenen, voor zover bekend, drie manuscriptboeken gewijd aan het leven in de zee. Het eerste droeg de naam Visboeck. In 1574 gaf hij het persoonlijk ten geschenke aan Willem van Oranje. Het tweede boek, door hem beschreven als Mijn Grote Vis Boeck, is in bezit van de Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. Het wordt op dit moment gerestaureerd en gedigitaliseerd en zal op termijn via de website van de KB toegankelijk zijn.

Het derde manuscript kreeg de naam Walvisboeck en bevindt zich sedert 1843 in de bibliotheek van de Koninklijke Maatschappij voor Dierkunde in Antwerpen. Het bevat 125 foliobladen en bestaat feitelijk uit twee boeken met respectievelijk 58 en 66 foliobladen en een uitvouwblad in het midden. De twee delen zijn gezamenlijk ingebonden. De manuscripten van Coenen vormen naar alle waarschijnlijkheid de oudste in de Nederlandse taal geschreven bronnen over het leven in de zee.

Marien-bioloog Kees Lankester en zijn partner Maudy Marcus kwamen enige jaren geleden het manuscript bij toeval op het spoor. Nadat ze het schitterende origineel in Antwerpen hadden ingezien, besloten ze om te proberen het manuscript tot een boek te maken. Florike Egmond en Peter Mason, historici die al diverse publicaties over Adriaen Coenen op hun naam hebben staan, werden bij het project betrokken. Het resultaat van een jarenlange gezamenlijke zoektocht naar voldoende sponsorgelden en een uitgever is onlangs gepresenteerd. Van het boek is tevens een Engelstalige editie verschenen.

Deze uitgave (Het Walvisboek) bevat het grootste deel van de gekleurde afbeeldingen uit het originele Walvisboeck. Het is de eerste keer dat deze prachtige platen voor een breed publiek toegankelijk zijn gemaakt. Weliswaar verschenen er in 1997 enige zwart-wit en kleurafbeeldingen in de biografie die Florike Egmond schreef over Adriaen Coenen maar die waren voornamelijk ontleend aan het (grote) Vis Boeck.

Egmond en Mason schreven een goed leesbare en compacte inleiding bij het Walvisboek. Daarnaast hebben ze de originele teksten zoveel mogelijk 'hertaald' naar hedendaags Nederlands Een zeer specifieke literatuuropgave verwijst naar de beschikbare literatuur over Adriaen Coenen en naar relevante artikelen en boeken op het terrein van het verzamelen van natuurhistorische objecten. Kees Lankester heeft met gebruikmaking van moderne classificatiemethoden zoveel mogelijk de afbeeldingen van vissen, zeewezens en zeemonsters voorzien van een hedendaagse beschrijving.

Het resultaat is een werkelijk schitterend kijk- en leesboek. Ik werd getroffen door de laatste alinea van het boek. Coenen kondigt daar een mogelijk derde boek aan met de woorden: 'Hierna moet nog bijeengebracht worden met de hulp van God almachtig het derde boek over de eetbare en lekkere vissen die hier in ons Holland welbekend zijn en ook over andere lekkere vissen in vreemde landen die als eetbaar bekend staan'. Bij het lezen van deze formulering moest ik sterk denken aan de onlangs overleden Alan Davidson (1924-2003) die vlak voor zijn dood de Erasmusprijs kreeg uitgereikt. Davidson zou het vast goed hebben kunnen vinden met Coenen. Er is een zekere overeenkomst te herkennen in hun boeken. Tja, en als we dan toch aan het fantaseren slaan dan stel ik voor om Adriaen Coenen postuum de Erasmusprijs toe te kennen.