Abdijmolens tussen Rijn en Schelde
Thomas Coomans (ed.)
Clavis Stichting Publicaties
136 pp, € 22.5
isbn/issn: 90-75616-07-4

Abdijmolens tussen Rijn en Schelde

(recensie: Jur Kingma)

Op het congres van de vereniging de Hollandsche Molen op 7 november 2003 werd dit boek gepresenteerd. Het boek had als manuscript in november 2002 de I.J. Kramerprijs van de Vlaams-Nederlandse afdeling van de Transactions of the International Molinological Society gekregen. Deze prijs maakte het mede mogelijk dit resultaat van een boeiend onderzoek als boek uit te gegeven. De recensent was lid van de jury van deze prijs.

De restauratie van de Gempemolen bij Sint-Joris-Winge in Vlaams Brabant, welke ooit onderdeel van een kloostercomplex uitmaakte, vormde de aanleiding tot dit wetenschappelijke onderzoek dat uitgevoerd kon worden dankzij een financiële bijdrage uit het Raphaël-programma van de Europese Commissie. Het doel van dit programma is het stimuleren van grensoverschrijdend onderzoek naar, en behoud en restauratie van monumenten in de lidstaten.

Onderzoekers uit de landen België, Duitsland en Nederland hebben zich verdiept in het onderwerp Middeleeuwse molens in het bezit van abdijen en andere kerkelijke instanties. Ieder deed dat op eigen wijze en in eigen taal. Behalve de inleiding over het ontstaan en de omvang van deze studie van de hand van de projectleider dr. Thomas Coomans, welke in elk van de drie talen is afgedrukt, bleven de individuele bijdragen onvertaald, op een zeer korte samenvatting na. De Frans- en Duitstalige bijdragen over respectievelijk de watermolens binnen abdijcomplexen in de Zuidelijke Nederlanden en de molens ressorterend onder de kloosters te Echternach, Trier en Prüm, moesten om de eerder aangegeven reglementaire redenen buiten beschouwing worden gelaten.

Het Nederlandstalige deel van de studie omvat als hoofdbestanddeel de door Ester Vink samengestelde verhandeling ‘Nederlandse abdijmolens ten zuiden van de Rijn’, welke veertig bladzijden beslaat, met als aanvulling een korte, meer technische uiteenzetting van Nico Jurgens over ‘De poldermolens van Mariënweerd’, welke vier pagina’s omvat.

De door Ester Vink afgeleverde historische studie mag welhaast voorbeeldig worden genoemd. Haar uitvoerige bronnen- en literatuuronderzoek wordt met de in dit verband zeer toepasselijke betiteling ‘monnikenwerk’ nauwelijks recht gedaan. Zij heeft hiermede een waardevolle bijdrage geleverd aan onze, tot nu toe vrij beperkte, kennis van de Nederlandse molenhistorie over de periode vóór 1350.

Men kan slechts betreuren dat haar onderzoek niet letterlijk grensoverschrijdend ook het Vlaamse deel van ons taalgebied heeft kunnen omvatten, dat in het totaal van dit project min of meer tussen wal en schip lijkt te zijn geraakt, met name waar het de windmolens betreft.

Onze kennis van de Middeleeuwse nijverheid is beperkt. Er zijn nog veel vragen onbeantwoord. Het is te hopen dat deze studie een stimulans voor mediaevisten is om op dit terrein verder onderzoek te doen. Het boek is uitvoerig geïllustreerd.

Jur Kingma