Van steeds meer steden worden de oudste stadsrekeningen gepubliceerd. Zij geven niet alleen informatie over de laatmiddeleeuwse stad, maar ook over allerlei andere aspecten van de middeleeuwse maatschappij. Zo komen we via deze rekeningen veel te weten over betrekkingen tussen steden onderling en de bemoeienis van de landsheer, maar ook over de sociale en economische verhoudingen. Nu beginnen de meeste rekeningen pas in de vijftiende eeuw, maar Venlo is hierop een uitzondering. Er zijn een viertal stadsrekeningen bewaard gebleven uit de tweede helft van de veertiende eeuw. Deze in het Latijn opgestelde rekeningen zijn nu ontcijferd en vertaald en vormen zo het hart van het boek 'Venle/Venlo. Hoe een stadje begon' van Harry de Groot.
Meestal worden stadsrekeningen uitgegeven zonder een begeleidende tekst. De transcriptie staat dan in het teken van dienstbaarheid aan toekomstig historisch onderzoek. Jammer genoeg staan de uitgegeven rekeningen dan vaak jarenlang op de planken van bibliotheken te verstoffen, zonder dat iemand ze echt inziet. Het is dan ook te waarderen dat de auteur er voor gekozen heeft een uitgebreide uitleg te geven bij de stadsrekeningen. De schrijver tracht, met de rekeningen in de hand, een beeld te schetsen van een middeleeuwse stad.
Toch moet gezegd worden dat de auteur hierin niet geslaagd is. Hiervoor zijn een tweetal redenen aan te wijzen. Ten eerste is de tekst nogal langdradig. Zo wordt er bijvoorbeeld anderhalve pagina gesproken over 'de stier van Venlo'. De stad stelde namelijk een fokstier ter beschikking. Waarom deze informatie van belang is voor het reilen en zeilen van de middeleeuwse stad Venlo, heeft de auteur zich niet afgevraagd. De tekst is
vaak enkel een opsomming van posten die in de rekeningen voorkomen. Enige selectie hierin had het boek veel leesbaarder gemaakt. En daar komt bij dat een heldere lijn in het betoog vaak ontbreekt. Ten tweede maakt De Groot nauwelijks gebruik van andere bronnen dan de stadsrekeningen. Bij sommige onderwerpen laat hij het dan ook bij de constatering dat er in de rekeningen niets te vinden is over een bepaald onderwerp. Als lezer heb je weinig aan deze informatie. Het is te ambitieus om een beeld te schetsen van een middeleeuwse stadssamenleving enkel aan de hand van rekeningen. Toch zitten er in het boek zeker gedeelten die de moeite waard zijn. Zo geeft De Groot een aantal aardige tabellen. Hierin staan duidelijk bij elkaar gebracht alle stedelijke inkomsten als accijnzen, pacht- en tijnsgelden afgezet tegen de vele uitgaven als bestuurskosten, bodengeld, afbouw van de stadsschuld en bouwkosten als bestrating, sloop en timmerwerk. Dit geeft een goed overzicht van de financiële positie van Venlo in de desbetreffende jaren. De auteur trekt dan ook aardig wat vergelijkingen tussen de verschillende rekeningen. Deze vergelijkingen snijden vaak hout en zijn interessant.
Historici zullen de auteur vooral dankbaar zijn dat er nu een uitgave is van deze stadsrekeningen. De vertaling is soms te vrij, maar het is altijd lovenswaardig als een uitgever zowel de Latijnse tekst als een vertaling aanbiedt. Voor mensen die geïnteresseerd zijn in de lokale geschiedenis van Venlo biedt de tekst voldoende aanknopingspunten voor vervolgonderzoek, maar lezers die een heldere verhandeling verwachten over een middeleeuwse stad komen bedrogen uit.