De Amsterdamse schouwburg in 1795
Het eerste jaar der Bataafse vrijheid
Hans de Leeuwe
343 pp, € 39.5
isbn/issn: 90-5730-266-7

De Amsterdamse schouwburg in 1795

(recensie: Sofie Cerutti)

Het jaar van de Bataafse revolutie - 1795 - is niet het minst belangwekkende jaar uit de Nederlandse geschiedenis. Ook het Amsterdamse theaterleven lijkt voldoende stof te kunnen leveren voor een mooie en spannende geschiedenis. Toch is het De Leeuwe gelukt om hierover een Erg Saai boek te schrijven.

De ronkende taal op de achterflap van het boek doet al het ergste vrezen: die spreekt van de 'gerenommeerde theaterhistoricus prof. dr. H.H.J. de Leeuwe' en over een 'rijk geïllustreerd boek' waarin verteld wordt hoe 'het toneel - dat altijd midden in zijn tijd staat - reageerde op dit revolutionaire gebeuren'. Dan gaan je nekharen al een beetje overeind staan, de mijne tenminste. Maar goed, daar kan meneer De Leeuwe natuurlijk niet zoveel aan doen, dat heeft de publiciteitsafdeling van uitgeverij Walburg Pers op zijn geweten.

De Leeuwe (geboren 1916) is inderdaad een gerenommeerd theaterhistoricus, dat was hij althans in de jaren vijftig en zestig. Hij schreef onder meer over het Amsterdams toneel in de 19de eeuw en publiceerde verder over bijvoorbeeld Multatuli en Heijermans. In de huidige praktijk van de theatergeschiedschrijving of theaterwetenschap speelt hij geen rol van betekenis meer - en geef hem eens ongelijk. Hoe het toneel reageerde op 'het revolutionaire gebeuren' in 1795 is een interessante vraag, maar in dit boek niet te vinden. Een historische analyse of zelfs maar beschrijvende schets ontbreekt ten enenmale. En rijk geïllustreerd... er staat wel hier en daar een plaatje in maar een koffietafelboek is het (helaas) ook al niet geworden: daarvoor zijn er toch te weinig afbeeldingen en is de vormgeving in het algemeen veel te saai.

Tot zover de achterflap en de steken die de uitgeverij heeft laten vallen. Het boek probeert aan de hand van de gespeelde stukken een beeld te geven van twaalf maanden uit het Amsterdamse theaterleven. Dat is althans de bedoeling volgens het voorwoord. Maar het boek beschrijft eigenlijk alleen de opgevoerde stukken zelf, in chronologische volgorde. Per voorstelling wordt een beschrijving van de inhoud van het stuk gegeven, met een tamelijk uitgebreide weergave van het plot en de personages. Ook de uitvoering en de acteurs komen aan de orde. Een beeld van het theaterleven komt daar echter nauwelijks uit te voorschijn, daarvoor is de weergave te versnipperd en teveel gericht op de inhoud van de afzonderlijke stukken.

Er wordt geen poging gedaan tot een analyse van het geheel. In het voorwoord wordt de geschiedenis van het Europese theater van de middeleeuwen tot het heden - althans tot en met de jaren zestig van de 20ste eeuw - in vier pagina's afgedaan. Een historische achtergrond van de politiek en maatschappelijk zeer roerige periode rond 1795 wordt niet gegeven. Bij de afzonderlijke stukken komt die context uiterst summier aan de orde, terwijl die bij verschillende stukken toch zeer relevant moet zijn geweest: De wederkomst van den Hollandschen Patriot of De vlucht van Willem V moet vol verwijzingen naar de actuele situatie hebben gestaan.

Hoe werden deze stukken ontvangen? Hoe reageerde het publiek en de pers? Wie bepaalde het repertoirebeleid en hoe werd door de overheid gereageerd? Was er sprake van censuur of van maatregelen achteraf tegen bepaalde stukken? Deze vragen zouden aan de orde moeten komen om er achter te komen of het toneel inderdaad midden in zijn tijd stond en welke rol het in die tijd dan speelde.

Een gemiste kans.