Het proefschrift van Pieter van Wissing over de Janus is een prachtig boek over een van de meest interessante periodieken uit de achttiende eeuw. Janus is zó cryptisch, vol verwijzingen naar actuele personen en gebeurtenissen, dat het zonder een nauwkeurige analyse heel moeilijk te lezen is. Een boek kortom dat node gemist werd.
Janus is in tegenstelling tot de meeste achttiende-eeuwse tijdschriften volstrekt onbegrijpelijk voor wie niet zeer goed is ingevoerd in het publieke leven in de Republiek in 1787: landelijke en lokale politiek, maatschappelijke kwesties, personen die een belangrijke rol speelden in het openbare leven, berichtgeving in tijdschriften en kranten. Het ontrafelen van dit geheimschrift is een van de uitdagingen geweest die Van Wissing is aangegaan, en daar is hij goed in geslaagd. Zijn bijlage 9 'Wie is wie in Janus?' zal nog tientallen jaren gebruikt worden door talloze onderzoekers die het blad als bron willen raadplegen.
Het tijdschrift leverde veel stof tot discussie in vakkringen, althans onder het handjevol specialisten op het gebied van de 18de eeuw in Nederland. Oude strijdpunten werden opnieuw uitgevochten, nieuwe geschilpunten dienden zich aan. Was er wel sprake van een grote groei van (politieke) tijdschriften in de jaren '80 van de 18de eeuw, en speelden die een rol van betekenis in de maatschappelijke en politieke veranderingen van die periode? Of waren het toch meer eendagsvliegen die te vluchtig en te marginaal waren om een rol van betekenis te spelen? Hoe belangrijk kan een tijdschrift dat maar acht maanden heeft bestaan, eigenlijk zijn?
Van Wissing zoekt de argumentatie vóór het belang van Janus in het feit dat het - net als andere politieke tijdschriften - onderdeel is van een 'structurele politieke verandering'. Waar hem dat in zat, wordt niet geheel duidelijk. Het blad was bedoeld voor een goed geïnformeerde culturele elite; het probeerde die te mobiliseren tegen de Oranjepartij. Daarbij was Janus ook zeer kritisch ten aanzien van de patriotten, en probeerde daarmee een 'neutraal' of in elk geval onafhankelijk aanzien te verwerven.
Het belang van het weekblad lag volgens Van Wissing bovendien in het politieke én literaire experiment dat het vormde. Janus heeft een hele reeks navolgers gekend, die in het boek besproken worden: tijdschriften die (delen van) de vorm van Janus overnamen. Erg overtuigend voor het belang van het blad vind ik dat niet. Hoeveel invloed had het blad concreet op de politieke gebeurtenissen in de Republiek? Liet die culturele elite zich inderdaad mobiliseren, ging die naar aanleiding van artikelen over tot concrete politieke acties? Het is heel moeilijk daar uitspraken over te doen en daar onderzoek naar te doen, maar het is een vraag die mijns inziens wel gesteld zou moeten worden.
Van Wissing heeft geprobeerd een vorm voor zijn boek te vinden die zowel dat handjevol specialisten van dienst is, als een breder publiek van historisch geïnteresseerden kan aanspreken. Het boek is mooi uitgegeven; er staan afbeeldingen in. De tekst is in twee kolommen afgedrukt wat een opmerkelijk en grappig effect heeft, zonder overigens erg functioneel te zijn. De indeling van het boek is zeer overzichtelijk, met een duidelijke hoofdstukindeling waardoor het misschien een beetje saai is, maar wel heel gemakkelijk in gebruik. Het is in duidelijke taal geschreven hoewel zonder veel 'versiering'. Prettig is dat veel detailinformatie buiten de hoofdtekst is gelaten - bijna de helft (!) van het totaal aantal pagina's bestaat uit noten, literatuur, bijlagen en dergelijke. Een goed en prettig leesbaar boek waarnaar nog lang teruggegrepen zal worden.
Wie het proefschrift van Van Wissing heeft gelezen, zal Janus nog steeds niet lezen als de krant van vandaag, maar met behulp hiervan kom je een aardig eind. De rest blijft puzzelen, zoeken, vergelijken, kortom hersengymnastiek. Maar wat doen historici en historisch letterkundigen nu liever dan dat?