Een man van eer: Bloemlezing uit 'Jancko Douwama's Geschriften'
Uit het Nederduits vertaald, ingeleid en geannoteerd door Martha Kist en Harmen Wind
Martha Kist en Harmen Wind (ed.)
238 pp, € 20
isbn/issn: 90-6550-769-8

Een man van eer: Bloemlezing uit 'Jancko Douwama's Geschriften'

(recensie: W. Pelt)

Jancko Douwama (1483-1533) is met Grote Pier een van de halflegendarische helden van de Friese vrijheid. In veel Friese steden en dorpen is wel een Jancko Douwamastraat te vinden. Hij heeft alles mee om een tragische held te zijn geworden: het liep slecht met hem af en we zijn voor het overgrote deel van informatie over hem aangewezen op zijn autobiografische werken. Andere bronnen over zijn leven en tijd zijn niet echt onafhankelijk van wat we in Jancko's geschriften kunnen lezen, want reeds vanaf 25 jaar na zijn dood gebruiken geschiedschrijvers zijn werk als de voornaamste bron over zijn leven.

Deze bloemlezing is verzorgd door twee echte Douwama-kenners. Martha Kist is verbonden aan Tresoar, centrum voor Friese cultuur te Leeuwarden. Zij houdt zich al sinds haar doctoraalscriptie in 1989 met Douwama bezig en gaf eerder een overzicht van Jancko's leven in Fryslan, staat en macht 1450-1650 (Hilversum : Verloren; Leeuwarden : Fryske Akademy 1999) pp. 107-125. Harmen Wind schreef in 1998 een historische roman in het Fries over hem.

Het leven van Douwama is een veelbewogen leven in een onrustige tijd. Het speelde zich af in de nadagen van de twisten tussen de Schieringers en Vetkopers. Toen de partij van de Schieringers de overhand kreeg bij de komst van Albrecht van Saksen in 1498, begon de Vetkoper Douwama hiertegen te ageren onder het mom van herstel van de Friese Vrijheid. Hij deed dit eerst vanuit Groningen, waar zijn vrouw vandaan kwam en waar hij ook bezit had. In 1502 keerde hij terug naar Friesland en erkende hertog Albrecht in 1504 als zijn heer. Toen in 1512 enkele Vetkopers werden vermoord, vluchtte hij naar Gelre en trad in dienst van hertog Karel van Gelre, die al langer plannen koesterde om Friesland te veroveren.

In zijn geschriften probeert Jancko dit veranderen van partij zo sympathiek mogelijk voor te stellen door te wijzen op het gevaar dat hij als eerlijke Vetkoper liep om door onbetrouwbare Schieringers te worden vermoord. Ook zou hij hebben geprobeerd om Albrecht te bewegen, hem van zijn eed van trouw te ontslaan.

In 1514 was hij een van de aanvoerders van een Gelders leger dat Friesland binnenviel. Al snel, in 1517, rezen meningsverschillen tussen Karel van Gelre en Jancko over de beste inrichting van het bestuur van Friesland, zodat Jancko weer van partij veranderde en in 1521 de eed van trouw zwoer aan keizer Karel V, de aartsvijand van Karel van Gelre. Het is duidelijk dat de titel van deze bloemlezing, Een man van eer, met een knipoog moet worden gelezen: de man in kwestie wisselde minstens drie keer van loyaliteit.

Omdat dépeches die Karel V en de landvoogdes op advies van Jancko naar Friesland stuurden niet tot resultaten leidden maar steeds door de Friese Staten werden afgewezen, rees het vermoeden aan het Hof, dat Jancko een infiltrant van de Geldersen was. In 1523 werd hij opgesloten op kasteel Vilvoorde, waar hij in 1533 overleed. In deze jaren schreef hij de werken die geheel of in bloemlezing in dit boek zijn opgenomen.

Als reden voor de bloemlezing geven de bewerkers, dat van de uitgave van Jancko's werken door het Fries Genootschap in 1849 slechts enkele tientallen exemplaren over zijn. Deze uitgave omvatte het Boeck der Partijen, Articulen van Foerantwoording, Instructie aan sijn wijff en Tractaet fan sijner rekenscap in iets ingekorte vorm. De huidige bewerkers kozen voor een bloemlezing in vertaling in hedendaags Nederlands, omdat een volledige uitgave meer dan 730 pagina's zou tellen. In deze keus zal de marktverwachting van de uitgever ook wel een rol hebben gespeeld, ondanks de steun van zeven Friese culturele stichtingen. En ze vermelden trots dat de huidige uitgave in drie jaar in avonduren is voltooid, terwijl die van 1849, door tegenslagen geteisterd, meer dan 10 jaar duurde.

Aan de werken die in 1849 zijn uitgegeven, is nog een geschrift toegevoegd, Instructie voor zyn kinderen. Dit geschrift is reeds in 1851 ook uitgegeven maar, zo merken de bewerkers op pagina 31 op, (omdat?) dit buiten het Fries Genootschap om is gebeurd, is dit geschrift nooit bij de bestudering van Douwama betrokken. De bewerkers kwamen achter het bestaan ervan, doordat de eigenaar van het handschrift had besloten om het aan de provinciale bibliotheek van Friesland te schenken. De uitgave van 1851 is weliswaar in het Frans, maar deze zinnen geven toch wel een erg parochiale indruk van het oudere onderzoek naar de Friese geschiedenis. En dat terwijl Jancko toch wijst op het nut van het leren van de Franse taal (pagina 156 van deze uitgave).

Aan de bloemlezing gaat een inleiding vooraf (pp.7-32) met beknopte informatie over tijd, leven en stijl van Jancko. Ook wordt iets verteld over de eerdere uitgave en de handschriften. Als inleiding voor een algemeen geïnteresseerd publiek is deze adequaat. Ik begrijp echter niet waarom de bewerkers in hun voorwoord vinden dat de inleiding, die ongeveer 10% van het boek beslaat, "nogal uitvoerig is opgezet" (p.8). Wie een diepgaander studie naar Douwama wil maken, moet ook het bovengenoemde artikel uit Fryslan, staat en macht raadplegen, dat verwijst naar andere bronnen en de - schaarse - overige literatuur.

Het Boeck der Partijen (fragmenten met verbindende samenvattingen, pp.33-135) begint met een wereldgeschiedenis. Met zevenmijlslaarzen wordt de tijd tussen Adam en Karel de Grote behandeld. Dan volgt een geschiedenis van de partijstrijd in Friesland tot Jancko's arrestatie in 1523. Het contemporaine deel is geschreven vanuit Vetkopers perspectief. Al beklemtoont Jancko telkens zijn betrouwbaarheid en die van zijn bronnen, toch moeten we ons realiseren, dat onder het mom van geschiedschrijving hier een rechtvaardiging van eigen handelen wordt gegeven. Expliciet gebeurt dit in de Articulen van foerantwording (pp.136-146), opgesteld als een smeekschrift ter inleiding van een proces, waarin Jancko hoopt te worden gerehabiliteerd., Dit proces heeft hij echter nooit gekregen. In dit licht moet het beeld dat hij van zichzelf geeft, de enige eervolle man temidden van een tijd vol kuiperijen en verraad, worden gerelativeerd.

Vooral Jancko's eigen belevenissen lezen als een avonturenroman. De vertaling in hedendaags Nederlands is vlot leesbaar, maar wisselt soms van gedragen - bijvoorbeeld: "de soldaten waren verheugd terwijl de keizer zich zeer verwonderde" (p.54), tot populair - bijvoorbeeld: "volgens mij is dit kletspraat" (p.57). De bewerkers zeggen een compromis te hebben gezocht tussen weglaten van herhalingen en recht doen aan het oorspronkelijke werk. Voor mij zijn ze hierin geslaagd. De annotaties bij personen en plaatsen zijn doorgaans verhelderend en stellen de lezer in staat, het boek buiten een wetenschappelijke bibliotheek te lezen. Een noot zoals die op pagina 70: "Voor Everwijn zie Encyclopedie van Friesland 176, en NNBW", behoort gelukkig tot de uitzonderingen. De noten geven ook verwijzingen naar enige achtergrondliteratuur. Van de verbindende teksten is mij niet steeds duidelijk, of historische informatie wordt verschaft dan wel het weggelaten deel uit Jancko's geschriften is samengevat.

De Instructie voor zyn kinderen en de Instructie an sijn wijff zijn integraal vertaald. Ze geven een beeld van een vader die weinig tijd aan huishoudelijke zaken heeft kunnen of willen geven, maar toch niet kan laten vrouw en kinderen op elk gebied aanwijzingen te geven. Ze komen direct en persoonlijk over, maar missen de dramatiek van de historische werken. Dat ze in afschrift zijn overgeleverd, lijkt erop te wijzen, dat Jancko tijdens zijn gevangenschap door partijgenoten werd beschouwd als martelaar voor de Friese vrijheid.

Resumerend kan gesteld worden dat dit werk veel historisch geïnteresseerden zal boeien, zeker in Friesland.

Drs. W. Pelt