De redactie van dit boek heeft zich aan een ambitieuze onderneming gewaagd. Het beschrijven van de militaire geschiedenis van Nederland en dat over een zo lange periode (1550-2000) draagt een roekeloos element in zich, en dat belooft wat, want aan roekeloze ondernemingen heeft de Nederlandse krijgsmacht zich in het verleden doorgaans niet gewaagd. Er hebben zich weliswaar krijgsverrichtingen voorgedaan die de harten van sommige 'Vaderlanders' sneller deden kloppen maar in het algemeen moet toch worden gesteld dat de Nederlandse militaire verrichtingen zich afspeelden in de marges van de Europese slagvelden. De koloniale oorlogen waarbij de krijgsmacht betrokken is geweest bestonden vooral uit het bestrijden van opstanden tegen de Nederlandse aanwezigheid in gebieden waar ze, gemeten naar de huidige opvattingen, niets te zoeken hadden. De laatste jaren wordt de krijgsmacht ook ingezet in VN-verband. Nederlandse militairen proberen vaak onder moeilijke omstandigheden ergens op de wereld de vrede te bewaken. Een nobele taak, die soms gepaard gaat met verlies aan militaire mensenlevens, maar die toch vooral moet worden gezien als 'zwaar bewapend politiewerk' en dus niet veel van doen heeft met zoiets als the Charge of the Light Brigade. Nu ja, gelukkig maar.
Echte wetenschappelijke belangstelling voor militaire geschiedenis is buiten de militaire beroepsopleidingen lange tijd afwezig geweest. Dat leidde ertoe dat Nederlandse militaire geschiedenis hoofdzakelijk was te onderscheiden in twee soorten berichtgeving. Er waren verhalen over heldendaden van individuele admiraals of legeraanvoerders en er waren - vaak saaie - beschrijvingen van bepaalde onderdelen van de krijgsmacht. Daar was nooit zo'n prachtboek bij zoals John Keegans The Face of Battle.
Gelukkig is daar de laatste jaren verandering in gekomen. Aan de universiteiten van Leiden en Amsterdam kan men zich thans onder leiding van bijzondere hoogleraren verdiepen in de militaire geschiedenis.
De in 1991 opgerichte Stichting Schouwenburgfonds voor wetenschappelijk militair-historische studies kwam tot stand dank zij het initiatief van twee geïnteresseerde burgers (!). De stichting vatte in 1995 het plan op een overzichtswerk van de Nederlandse militaire geschiedenis uit te geven. Door allerlei praktische belemmeringen strandde het plan en het duurde tot 1999 voordat het weer uit de mottenballen kon worden gehaald. Er werd contact gelegd met twee hoogleraren, prof.dr. J.R. Bruijn en prof.dr. C.B. Wels: heren gewend aan historische kruitdamp die bereid waren om als eindredacteuren op te treden.
In de inleiding schrijven zij dat ze zich mede tot doel stelden om het boek uit te geven als een bundel opstellen met een duidelijke samenhang. Er is gekozen om de militaire geschiedenis van Nederland in zes periodes te behandelen en af te ronden met een epiloog. In de zes periodes worden, voor zover relevant, alle krijgsmachtonderdelen binnen de context van hun omgevingsfactoren behandeld. Met deze methode beoogt men de stand van zaken op het terrein van het militair onderzoek aan een breed publiek te tonen.
Achtereenvolgens komen (ruwe beschrijving van mij) aan de orde: de Nederlanden in de periode 1568-1648, een kleine mogendheid in Europa 1648-1763, de Republiek in het nauw 1763-1815, de militaire aanwezigheid in Oost-Indië 1815-1949, de afwisselend Franse en Duitse militaire dreiging 1815-1949 en de Koude Oorlog 1949-2000.
De vraag is natuurlijk of de redacteuren in hun opzet zijn geslaagd. Die vraag is nog niet zo eenvoudig te beantwoorden. Het voert te ver om alle veertien auteurs individueel langs de meetlat te leggen. Ik zal me daarom beperken tot een paar opmerkingen, en noodgedwongen daarmee tot een beperkt aantal periodes. Mijn algemene indruk is dat de opzet gezien vanuit het perspectief van de militaire geschiedschrijving voldoet aan de gestelde eisen. Toch is het jammer om bijvoorbeeld in het uitstekende inleidende artikel van Kees Schulten over de situatie in de Republiek in wording (1568-1648) te constateren dat hij de focus wel heel eng richt is op de militaire aspecten van deze periode. Niets over de Beeldenstorm, de honger, de lage lonen en de kou die toch ook kenmerkend geweest zijn voor deze periode. Nu kun je natuurlijk beweren dat dit niet past binnen de opzet van dit boek, maar als historisch consument wil ik toch ook graag weten hoe het de 'gewone mensen' in deze periode verging. Daar lezen we niets over. Het lijkt wel of de oorlogen en politieke conflicten los van de waan van alledag bestonden. Ook in de keurige bijdrage van Olaf van Nimwegen (de Republiek in oorlog met Frankrijk 1650-1750) doet zich dit euvel voor. Na het lezen van vele bladzijden met gegevens over de wijze en de kosten van de oorlogsvoering word je almaar nieuwsgieriger naar een persoonlijke belevenis van een deelnemer. Was er nou niets te vinden dat een beetje een persoonlijk element kan illustreren? Klaarblijkelijk niet want ook in de volgende bijdrage overheerst het algemene beeld. Dat verandert pas als we bij de bijdrage van Jaap de Moor belanden ('Met klewang en karabijn, militaire geschiedenis van Nederlands-Indië 1815-1949'). Niet dat hij met persoonlijke ontboezemingen van een Ambonese fuselier komt, maar zijn schrijfstijl is zoveel aangenamer. In de epiloog van de hand van Christ Klep komt de Nederlandse rol in Srebrenica aan de orde. Het is jammer dat Nederlands grootste militaire trauma van na de Tweede Wereldoorlog in nauwelijks twee bladzijden wordt beschreven. Dat is in een boek met 463 bladzijden wat aan de krappe kant. Daar moet toch meer van te maken zijn geweest.
Er is nog iets. In het boek wordt totaal geen aandacht besteed aan de Nederlandse militaire verrichtingen in de West. Na Indonesië was Suriname Nederlands grootste kolonie. Een kolonie waar, net als bij de andere kleinere Nederlandse koloniën in het Caribische gebied voortdurend militairen bezig waren om opstanden van slaven te dempen. Duizenden militairen zijn uit Nederland vertrokken om op een ongelukkige wijze te sterven in het Surinaamse bos of in de miserabele kazernes en forten elders in het gebied. Geen letter is er aan gewijd. Jammer en naar ik hoop een reden om dat in een toekomstig overzichtwerk te herstellen. Ik zou de redactie ook willen vragen om de auteurs dan te selecteren op een betere verteltrant. Let wel: er is niks mis met de inhoud. Het enige dat je kunt zeggen is dat het soms wel erg saai en feitelijk is. Dat is jammer want ik weet zeker dat militaire geschiedenis ook heel boeiend kan worden beschreven.