Cornelia de Vogel
Leven en bekering
Paul Luykx
221 pp, € 19,00
isbn/issn: 90 6550 812 0

Cornelia de Vogel

(recensie: Philip M. Bosscher)

Cornelia Johanna de Vogel (1905-1986) is door haar leven en werk van grote betekenis geweest voor het Nederlandse culturele leven van haar tijd. Daarom is er reden tot dankbaarheid dat zij "de opbouw van haar persoonlijk archief levenslang gecultiveerd (heeft) " (p. 211). Genoemd archief, thans berustend bij het Katholiek Documentatie Centrum te Nijmegen, vormt ook de solide basis van deze studie van de historicus Luykx .

Hoofdthema van zijn boek is wat hij aanduidt als "De Vogels zoektocht naar het ware geloof" (p.13). Die voerde haar vanuit een nauwelijks religieus getint milieu via de orthodoxe vleugel van de Nederlandse Hervormde Kerk naar het rooms-katholicisme. Van deze zoektocht gaf zij rekenschap in Ecclesia Catholica. Redelijke verantwoording van een persoonlijke keuze (1946). Dit getuigenis vond veel weerklank (het beleefde twee herdrukken), wat ongetwijfeld daarmee verband hield dat Cornelia de Vogel zich inmiddels had gemanifesteerd als één van de belangrijkste Plato-kenners in Nederland en in hetzelfde jaar waarin Ecclesia Catholica voor het eerst verscheen, in Utrecht benoemd werd tot hoogleraar in de klassieke en middeleeuwse wijsbegeerte. Deze benoeming was overigens niet onomstreden: de studenten werd in pamfletten aangeraden haar colleges niet te bezoeken omdat, aldus De Vogel veel later in een brief aan een goede kennis, "ik daar "gezet" was om de mensen Rooms te maken" (p. 130).

Gedurende de veertig jaren die haar daarna nog gegund waren, heeft zij zich binnen de rooms-katholieke kerk duchtig geroerd. En dat op een geheel eigen wijze: in haar eigen perceptie was zij "een wilde plant... in het katholieke tuintje" (p.168). Het is zeker zo dat zij zich in het algemeen 'rechts van het midden' opstelde en vaak in verzet kwam tegen wat zij zag als verderfelijke vernieuwingen. Daarbij is zij een enkele maal niet teruggeschrokken voor regelrechte aanklachten, in het geval van de Nijmeegse theoloog Schillebeeckx zelfs bij de hoogste Romeinse autoriteit, de Congregatie voor de Geloofsleer. Anderzijds nam zij in het in de jaren 1950 en 1960 actuele debat over de toekomst van Nieuw-Guinea het standpunt in dat het gebied aan Indonesië moest worden overgedragen en onderhield zij enige tijd contacten met rooms-katholieken in de toenmalige DDR die kritisch stonden tegenover de atomaire bewapening van het Westen. In beide gevallen week haar opstelling sterk af van de 'KVP-lijn'. Frappanter nog is dat zij zich herhaaldelijk voorstander heeft verklaard van het openstellen van het priesterambt voor vrouwen alsook zich, vooral bewogen door zorg over de toenemende wereldbevolking, met betrekking tot het gebruik van contraceptiva zeer ruimhartig opstelde - en daarmee op gespannen voet stond met wat wij wel het officiële kerkelijke standpunt mogen noemen.

Luykx mag zeker beschouwd worden als één der belangrijkste deskundigen waar het gaat om bekeringen tot het katholicisme in het Nederland van de negentiende en twintigste eeuw. Dat hij in zijn beschouwingen daarover ook grote waarde hecht aan de inzichten die "de psychologie en de sociologie" verschaffen (p. 14), blijkt ook uit dit boek. Hij besteedt, bijvoorbeeld, veel aandacht aan de contacten tussen Cornelia de Vogel enerzijds en de Griekse Capucijn Raymoundos en de Belgische geleerde Edward van Laere anderzijds. Daardoor krijgt het ontworpen portret zeker helderder trekken.

Over de zorg die Luykx aan deze studie heeft besteed, heb ik niets dan lof. Wel vraag ik mij af of de op p.171 genoemde "zgn. oliefaculteit" niet een voetnoot waard zou zijn geweest in dit uitvoerig geannoteerde boek.