Geloof, hoop en liefde
Vestiging van de joden in de Surinaamse jungle
John H. de Bey
179 pp, € 14,-
isbn/issn: 9054291540

Geloof, hoop en liefde

(recensie: Daniël Metz)

Geloof, hoop en liefde is het tweede boek van John de Bye dat de rijke geschiedenis van joden in Suriname als onderwerp heeft. De Bye is geboren in Paramaribo waar hij woont en werkt als chirurg. Uit interesse heeft de Bye zich verdiept in de lotgevallen van de joodse gemeenschap van Suriname, die op haar hoogtepunt een derde van de blanke bevolking vormde. In zijn debuut 'Ter dood veroordeeld' beschrijft de auteur een periode in de 18e eeuw waar joden en christenen op gespannen voet met elkaar leefden.

Het tweede boek heeft de vroegste vestiging van joden langs de Surinamerivier tot onderwerp. Om daartoe te komen begint het verhaal in Portugal waar de inquisitie tot het katholicisme bekeerde joden bij elke schrede volgde. Het verhaal ontwikkelt zich verder via Nederland naar Recife in Brazilië, en eindigt uiteindelijk in Suriname.

De Bye overgiet zijn vertelling met een dikke laag zinderende erotiek. De hoofdpersoon, Emanuel, ervaart het leven als een zoektocht naar een evenwicht tussen liefde en begeerte. Zijn vrouw ziet lijdzaam toe hoe maítresses en gewillige slavinnen de lusten van Emanuel trachten te bedwingen. Op dat gebied is het boek zeer onderhoudend. Op het gebied van de historische feiten en kennis van de joodse cultuur slaat De Bye de plank enkele malen jammerlijk mis. Enkele voorbeelden:

Wanneer de migranten rond 1650 in Amsterdam aankomen verbazen ze zich over de openlijke manier waarop joden hun geloof kunnen belijden. Ze ontmoeten rabbijn Aboab, die wordt beschreven als een 'respect afdwingende figuur, met lange pijpenkrullen langs de slapen'. In het laatste kenmerk schuilen een aantal grote misverstanden. Pijpenkrullen zijn een uitingsvorm van een joodse stroming, het chassidisme, die in het begin van de 18e eeuw in Oekraïne is ontstaan. Het heeft bijna twee eeuwen geduurd voordat deze stroming navolging kreeg in Nederland. Daarbij komt dat het chassidisme nagenoeg geen navolging heeft gehad onder Portugese joden.

Vervolgens wordt gemeld dat de protagonist in Amsterdam werken van vrijdenkers als Spinoza las. Baruch de Spinoza, geboren in 1632, heeft zijn controversiële ideeën voor het eerst openlijk geuit na de dood van zijn vader in 1654. Een jaar later werd hij door de joodse gemeente in de ban gedaan. Zijn bekendste werken Ethica en het Godgeleerd-staatkundig vertoog verschenen in de jaren '70 van de 17e eeuw. Aangezien Emanuel in 1653 Amsterdam verlaat zal hij geen gepubliceerd werk van de wijsgeer gelezen kunnen hebben.

De hoofdpersonen migreren naar de stad Recife in de Nederlandse kolonie Pernambuco in het noorden van Brazilië Daar leiden zij een leven zonder vervolgingen totdat zij rond 1666 genoodzaakt zijn te vertrekken. Dit is opmerkelijk daar Pernambuco reeds in 1654 is heroverd door de Portugezen. Met de Portugezen is ook de inquisitie terug in de kolonie. In het boek wordt niet uitgelegd hoe de joden twaalf jaar onder deze omstandigheden hebben kunnen standhouden.

In Suriname aangekomen vestigt de groep zich direct in het autonome joodse dorp nabij de Cassiporakreek. Kort daarop wordt begonnen met de bouw van een synagoge op een hoger gelegen stuk zandgrond, de Jodensavanne. Ook hier klopt de datering niet met de feiten. De synagoge van 1665 stond niet op Jodensavanne, maar in het lager gelegen dorp. De Savanne werd een tiental jaar beschikbaar gesteld voor bebouwing. De tweede, bakstenen synagoge is hier in 1685 gebouwd.

Halverwege het boek veranderd de verhaaltrant volledig. Emanual ontmoet Cornelis van Aerssen van Sommelsdijk, gouverneur en mede-eigenaar van de kolonie Suriname. In een lange monoloog verklaart de gouverneur, en detail, zijn beweegredenen en wapenfeiten. Het verhaal van de joodse immigranten verdwijnt geheel naar de marge.

De twee verhalen hebben weinig met elkaar te maken en lijken nogal willekeurig te zijn samengevoegd. De bedoeling van deze keuze wordt door de auteur niet toegelicht. Is het eerste deel romaniserend en beschrijvend, het tweede deel is erg monotoon en detaillistisch. Door de samenvoeging van de twee delen wordt ook de doelgroep diffuus. De biografische behandeling van Van Aerssen van Sommelsdijk kan voor historici best een aanzet geven voor verder onderzoek. Door het echter als een aanhangsel bij een roman te voegen gaat veel van die waarde verloren. De auteur had er beter aan gedaan twee aparte werken te schrijven en deze verder uit te diepen.