Een eigentijds verleden
Alledaagse historische cultuur in Nederland 1945-2000
Kees Ribbens
381 pp, € 31
isbn/issn: 90-6550-658-6

Een eigentijds verleden

(recensie: Michel de Winter)

Doel van dit proefschrift is een overzicht te geven van verschillende theoretische opvattingen over historische cultuur. Dat wordt gecombineerd met empirisch onderzoek. Het boek is geen verhandeling over 'historisch besef', maar een onderzoek naar de waarneembare uitingen . Hierbij blijven uitingen van professionele historici grotendeels buiten beschouwing

Het onderzoek is ook qua tijd en gebied beperkt. De auteur behandelt namelijk op thematische wijze de ontwikkeling van de naoorlogse historische cultuur in Nederland. In een aantal hoofdstukken schrijft hij over historisch toerisme, diverse herdenkingen in de stad Zwolle en geschiedenis op televisie. Daarvóór worden in een aantal hoofdstukken achtereenvolgens besproken: opvattingen over de omgang met het verleden, de 'officiële' historische cultuur (onderwijs, musea en monumenten) en geschiedenis als vrijetijdsbesteding. In deze recensie worden alleen de inleidende hoofdstukken besproken alsmede het hoofdstuk over geschiedenis als vrijetijdsbesteding.

Na elke theorie over de omgang met het verleden trekt Ribbens een conclusie over de toepasbaarheid van die theorie op zijn onderzoek. Zo acht hij de 'didactische theorie' alleen toepasbaar op het onderwijs. De theorie over nostalgie levert daarentegen geen expliciete conclusie op. Naarmate de lezer verder is in het boek, kan hij zèlf de conclusie trekken dat de nostalgie een rol speelt bij de historische cultuur. Voor nostalgie is onvrede met het heden nodig, evenals een duidelijk verschil tussen heden en verleden. Nauw verweven met de nostalgie zijn de musealiseringsopvattingen. De populariteit van musea vindt Ribbens kenmerkend voor de hedendaagse omgang met het verleden. Volgens een bepaalde musealiseringstheorie loopt de musealisering parallel aan allerlei snelle ontwikkelingen van tegenwoordig. Musea vormen een tegenwicht tegen al die veranderingen. Er zijn ook musealiseringstheorieën die negatief zijn over de musealisering. Zo wordt in een museum een object buiten zijn oorspronkelijke context getoond. Een andere theorie stelt dat door objecten in een museum 'weg te stoppen', het verleden wordt verdrongen.

Een andere theorie buigt zich over het fenomeen 'herinnering'. Aan een 'herinnering' kleven behoorlijk wat gevaren. Ten eerste wordt een herinnering regelmatig herzien. Ten tweede is een herinnering vaak alleen gericht op de eigen natie, terwijl de identiteit van diegene die zich herinnert niet alleen (meer) wordt bepaald door de eigen natie. Een derde gevaar is dat een herinnering wordt 'gemaakt' door bedrijven of de politiek. Na de Tweede Wereldoorlog raakt de herinnering met name in de Verenigde Staten vercommercialiseerd. Het nationale verleden verwordt tot commerciële entertaiment gericht op de 'goede oude tijd'. Daarbij wordt de aandacht alleen gericht op de positieve aspecten van het verleden, de negatieve kanten ervan worden op de achtergrond gedrongen.

In het derde hoodstuk komen de diverse vormen van geschiedenis als vrijetijdsbesteding aan de orde. Televisie speelt daarin een prominente rol. Die rol is in de afgelopen decennia alleen maar toegenomen. Voor de meeste mensen heeft televisie primair een onderhoudende functie. Geschiedenis fungeert volgens Ribbens als een 'voorraadschuur' van verhalen. Daarbij maakt het niet uit of een programma een historische, actuele, of fictieve context heeft. In documentaires over de Tweede Wereldoorlog is een duidelijke ontwikkeling te constateren. In de jaren '50 stonden herdenken, de heldenrol van het verzet en de lessen voor het heden centraal. In het volgende decennium lag de nadruk op de 'gewone man'. Bovendien werd de visie op de oorlog genuanceerder doordat ook aandacht werd besteed aan de fouten van Nederlanders tijdens de oorlog. De slachtoffers uit de oorlog en de lessen uit de jaren '40 stonden centraal in de jaren '70. De auteur concludeert dat de televisie een grote rol speelde in de visualisering van het verleden. Wel merkt hij op dat televisie over het algemeen achterloopt op de wetenschappelijke en maatschappelijke discussies en ontwikkelingen. Andere vormen van massamedia spelen ook een belangrijke rol in het opdoen van geschiedkundige kennis. Krantenartikelen kunnen een bron zijn van historische achtergrondinformatie. Daarnaast gaan krantenberichten vaak uit van een bepaalde mate van kennis over het verleden.

Een totaal andere vorm van historische vrijtijdsbesteding is 'verzamelen'. Dat is niet meer een prerogatief van een rijke elite. De verzamelingen bestaan dan ook niet meer uit alleen kostbare objecten. Mensen gaan verzamelen omdat zij een collectie zien als investering, maar verzamelen ook uit nostalgische overwegingen. Verzamelen schept een band met het verleden en zorgt daardoor voor een gevoel van continuïteit. Het aantal verzamelaars in 1977 wordt geschat op 780.000 en op anderhalf miljoen in 1994. Een andere voorheen elitaire bezigheid is genealogisch onderzoek. Aanvankelijk diende stamboomonderzoek om prestige van de eigen familie aan te tonen. In de Tweede Wereldoorlog had het een minder nobele reden: het bewijzen dat iemand 'raszuiver' was. Interessant is dat belangstelling voor genealogisch onderzoek begon toe te nemen toen Koninklijke PBNA (tegenwoordig Elsevier Opleiding & Advies) een schriftelijke cursus had ontwikkeld. Er zijn daarnaast nog verschillende verklaringen voor de toenemende belangstelling voor het eigen (familiaire) verleden. Het ontstaat als reactie op het individualisme dan wel uit de drang om continuïteit te vinden. Een geheel praktische verklaring is dat de ontsluiting van archivalia steeds beter is geworden.

Het boek is uitermate prettig om te lezen. Daarnaast vindt de lezer verschillende herkenningspunten, mede doordat de behandelde periode zich beperkt tot die van na de Tweede Wereldoorlog. Het boek is zogenaamde 'lichte kost'. Nergens is sprake van een zware wetenschappelijke benadering van het onderwerp, zelfs niet in het inleidende hoofdstuk over de verschillende theorieën betreffende de omgang met het verleden. Dit hoofdstuk kan overigens gemakkelijk worden overgeslagen. Elk hoofdstuk is eigenlijk een compleet verhaal. Iemand met een specifieke behoefte aan informatie kan dus eenvoudig het voor hem of haar relevante hoofdstuk opslaan en zonder gevoel van gêne de rest overslaan. Dit alles maakt het boek geschikt voor een brede doelgroep.