Deze bloemlezing is, getuige het voorwoord, de vervulling van de belangrijkste wens van de in 1999 opgerichte Werkgroep Middelnederlandse Artesliteratuur (WEMAL). Deze werkgroep heeft de doelstelling om het onderzoek op het gebied van de Middelnederlandse artesliteratuur te stimuleren en dit vakgebied toegankelijk te maken voor een breder publiek. Deze bundel is het eerste deel van wat een meerdelige serie moet worden. De doelgroep die de auteurs voor deze bundel concreet in gedachten hadden, zijn eerste - en tweedejaars studenten.
De werkgroep is naar mijn idee met deze bundel prima geslaagd in de doelstelling om een breder publiek te bereiken en het is te hopen dat ze dit productietempo vol kunnen houden.
Artesliteratuur is niet de gemakkelijkste groep als het gaat om Middelnederlandse geschriften. Artesliteratuur wordt in deze bundel gedefinieerd als "geschriften die een utilitair, instructief, en niet (hoofdzakelijk) een recreatief, esthetisch, religieus of emotioneel doel beogen" (blz. 12). Ze vormt daarmee een enorm rijke bron van kennis over de leef- en denkwereld van de Middeleeuwse mens. De eerste Middelnederlandse artesliteratuur is verschenen na 1250 en een pioniersrol hierin wordt toegekend aan Jacob van Maerlant met zijn ‘Der naturen bloeme’ uit 1270.
We leren uit de algemene inleiding dat de term artes is ontleend aan de middeleeuwse benaming voor drie wetenschapsgebieden. Ten eerste de artes liberales, de zeven vrije kunsten die in de Middeleeuwen de basis vormden van het universitair onderwijs. Ten tweede de artes mechanicae, vaardigheden om een ambacht uit te kunnen oefenen, en ten derde de artes magicae, een verzamelnaam voor allerlei magische activiteiten (blz. 13). Deze bundel bevat voorbeelden uit al deze categorieën.
In elke bijdrage wordt over het algemeen een korte inleiding gegeven op het besproken vakgebied en de maatschappelijke context van de tekst. Indien bekend, wordt er iets verteld over de auteur, de kopiist en/of de opdrachtgever van het document. Erg interessant daarbij is dat vaak ook iets gezegd wordt over de wijze waarop de middeleeuwse auteur zelf tegen de inhoud van zijn werk aankeek en van welke persoonlijke invulling en aanpassingen er sprake was. Mocht men nog het beeld hebben van de immer anonieme en klakkeloos overschrijvende middeleeuwse auteur, dan zal men dit nu zeker los moeten laten. Ook wordt er in iedere bijdrage ingegaan op de handschriftelijke context waarbinnen de tekst is overgeleverd. De samenstellers van de bundel hebben het belang van dit laatste willen benadrukken door in elke bijdrage een afbeelding van de tekst op te nemen. Dit draagt eveneens wezenlijk bij tot de verlevendiging van deze bundel. Soms wordt er ook nog enige informatie verstrekt over andere bronnen die over dit onderwerp beschikbaar zijn. Iedere bijdrage eindigt met een editie van de tekst of het tekstfragment, regelmatig voorzien van woordverklaringen. In een enkel geval gaat het om een nooit eerder uitgegeven handschrift.
De lezer maakt op deze manier vanuit vele invalshoeken kennis met het middeleeuwse wereldbeeld en tegelijkertijd met het vakgebied van de handschriftkunde, waarvan overigens wel veel termen bekend worden verondersteld. Algemene beschrijvingen van de Middeleeuwen uit de inleiding komen regelmatig terug in de verschillende bijdragen, maar dat is zeker niet hinderlijk, omdat het de lezer die van voren naar achteren doorleest, helpt om zich de materie steeds meer eigen te maken. De auteurs doen daarbij veelal ook moeite om de wereld die ze schetsen voor de lezer tot leven te wekken; begrijpelijk gezien het feit dat de bundel voor een breder publiek bedoeld is. Ze slagen erg goed in die bedoeling, al balanceert men een enkele keer naar mijn idee op de grens van het kinderachtige. Mooi daartegenover is dat bijvoorbeeld de auteur van de bijdrage over de alchemie ons deelgenoot maakt van haar worsteling met de tekst, waarin nergens het specifieke thema wordt geëxpliciteerd, heel veel metaforen worden gebruikt en soms ook nog eens door de rijmvorm en de afwezigheid van de interpunctie de zinsbouw niet herkenbaar is. Ook dat hoort bij het vak.
De onderwerpen die in deze bundel behandeld worden, zijn grammatica, tijdrekenkunde, astronomie en astrologie, alchemie, reisverhalen, culinaire recepten, chirurgie, magische recepten en encyclopedieën. Zo maken we bijvoorbeeld kennis met de inhoud en doelstellingen van het middeleeuwse onderwijs of met de uitgangspunten van de alchemisten. Er is een fragment van een reisverhaal van een Vlaamse edelman die naar Egypte reisde en er zijn enkele kookrecepten opgenomen, waarbij we tevens leren hoe deze veelal bereid en genuttigd werden. De recepten zijn bovendien in het slotdeel van de bijdrage geheel vertaald naar de moderne keuken (en supermarkt), zodat de lezer er zelf mee aan de slag kan.
Andere bijdragen staan weer een stuk verder van ons af, zoals magische recepten over hoe je een zwart paard wit kunt maken of een methode om de taal van de vogels te kunnen verstaan. Daar tegenover stelt de auteur van de bijdrage over deze magische teksten nuchter vast dat sommige van de wetenswaardigheden uit de tegenwoordige Enkhuizer Almanak zeker niet zouden misstaan in een dergelijk middeleeuws ‘secreetboek‘.
Drs.Joke Batink
e-mail: johanna.b@tiscali.nl