Tijdens één van m’n bezoeken aan het Nederlands Openluchtmuseum in Arnhem viel het mij op dat vele bezoekers zich vergapen aan al die knusse interieurs met leuke oude spulletjes. Dat het merendeel van de mensen op het platteland een hard en armoedig bestaan leidde, komt in de presentatie niet over op de gemiddelde bezoeker.
Dit is op zich niet zo verwonderlijk. De ‘oorspronkelijke’ bewoners zijn dood en veel van dergelijke gebouwen zijn gesloopt of ingrijpend van functie veranderd. Daarnaast zijn gebouwen in het museum totaal vervreemd van hun omgeving. Dit geld even zozeer voor museumboerderijen die als een vreemde curiositeit de tand des tijds overleefd hebben en ons met ‘goei oud spul’een indruk willen geven van een ‘authentieke boerderij’ uit circa 1900. Maar hoe authentiek zijn dergelijke boerderijen en in hoeverre geven ze ons een natuurgetrouw beeld van het leven op het platteland? Deze vragen komen onder meer aan de orde in: De musealisering van het platteland.
Het boek is een bundeling van artikelen van diverse auteurs en verscheen ter gelegenheid van het 25 jarig bestaan van de Meijerijsche Museumboerderij in het Brabantse Heeswijk (gemeente Bernheze). Deze van origine 18de-eeuwse boerderij werd in 1976 omgevormd tot een museumboerderij. Niet allen wordt de blik gericht op deze Museumboerderij, er wordt ook in een bredere context gekeken naar de musealisering van het platteland.
Deze tweedeling is ook gelijk het manco van het boek. Door de zeer gedetailleerde beschrijving van de museumboerderij wordt het boek wat onoverzichtelijk. Voor de meer algemeen geïnteresseerde lezer zijn vooral de hoofdstukken interessant die gaan over de musealisering van het platteland. Dit komt vooral aan de orde in het eerste en laatste hoofdstuk. Deze zijn naar mijn mening ook het meest boeiende van het boek. In het eerste hoofdstuk wordt een historische schets gegeven van de musealisering van het platteland, waarvan museumboerderijen zoals in Heeswijk ook een product zijn. In de volgende hoofdstukken wordt achtereenvolgens ingegaan op de genealogische geschiedenis, bouwhistorie, ontstaan van de Meijerijsche Museumboerderij, Museale boedelbeschrijving en een stuk waarin door de nazaten van de oorspronkelijke bewoners teruggekeken wordt naar de transformatie van hun ouderlijk huis tot museumboerderij. In het laatste gedeelte van het boek wordt vervolgens gekeken naar de toekomst van het platteland.
Musealisering van het platteland
De idylle van het platteland waar de tijd heeft stilgestaan, de boer voortploegt en woont in een oude boerderij bestaat, zo die ooit bestaan heeft, al lang niet meer. In tegendeel; geen enkel gebied in Nederland is in de afgelopen 60 jaar door verkavelingen en herstructureringen zo ingrijpend veranderd als het platteland.
Deze ontwikkeling gaat door tot de dag van vandaag. De meeste boerderijen zijn afgebroken of getransformeerd tot exclusieve woonboerderij, kinderboerderij, relaxboerderij, vakantieboerderij en in enkele gevallen zoals in Heeswijk tot museumboerderij. De landbouw is deels verdwenen en de agrariër heeft z’n oude boerderij ingeruild voor de veel bedrijfseconomisch rendabelere bio-industriestal. Als gevolg van al deze transformaties kwam er in een beweging op gang die valt te omschrijven als monumentalisering en in het verlengde daarvan musealisering.
Deze beweging begint al aan het einde van de 19de-eeuw met de komst van Heimatmusea en openluchtmusea later gevolgd door de museumboerderijen. Om sloop van oude boerderijen tegen te gaan komen er tal van particuliere initiatieven om het desbetreffende gebouw en daarmee een stukje plattelandscultuur te behouden. Dat leidde onder meer tot de oprichting van museumboerderijen. In het specifieke geval van de Meijerijsche Museumboerderij was voor de plaatselijke VVV een belangrijke rol weggelegd en was het aantrekken van toerisme een belangrijk argument voor oprichting. Een alledaags gebouw zoals een boerenwoning en de daarbij behorende alledaagse voorwerpen kregen een andere functie als museumobject. Voor deze transformatie naar museumboerderij werd het gebouw ingrijpend gerestaureerd en zoveel mogelijk ontdaan van moderne toevoegingen. Wat dat voor uiterlijke consequenties heeft is te lezen in het derde hoofdstuk waar ingegaan wordt op de bouwgeschiedenis. Bij de Meijerijsche Museumboerderij werd bijvoorbeeld een karschob en een waterput gereconstrueerd terwijl die vermoedelijk nooit op die plaats hebben gestaan maar wel paste in het rustieke beeld. Naast het behouden van het object stond het creëren van een authentieke sfeer voorop. Maar wat is authenticiteit?
Volgens dit boek is authenticiteit tijdsbepaald en staat het vaak voor eer oorspronkelijker of een vroegere tijd. Maar klopt dat ook?. Volgens één van de auteurs is een bio-industriestal net zo authentiek als een museumboerderij. Daarbij wordt in de presentatie vaak gekozen voor interieurs die nogal statisch zijn. Alsof er in het verleden nooit vernieuwingen hebben plaatsgevonden! Voor de inrichting van de desbetreffende interieurs was men afhankelijk van gulle gevers en van wat er voorradig was. Zo werd in de Museumboerderij in Heeswijk een verzameling oude landbouwgereedschappen ingepast. Niet omdat er daarvan in de oorspronkelijke boerderij zo veel aanwezig waren maar puur voor het decoratieve en het educatieve aspect. En zo worden in het boek nog talrijke voorbeelden aangegeven waar de uiteindelijke presentatie afwijkt van de oorspronkelijke boedelinventaris. Daarbij moet dan wel aangetekend worden dat de museumboerderij in Heeswijk geen biografisch beeld geeft van de oorspronkelijke bewoners maar weergeeft hoe de standaard inrichting van een boerderij uit die regio eruit zag. Al lezend door het boek vraag ik me af of het niet veel aardiger geweest was als deze museumboerderij zo wel was opgezet of wanneer bijvoorbeeld meer aandacht besteed was aan het leven van boerenfamilies op het platteland.
Museumboerderijen zijn een product van de transformaties die het platteland in de loop der tijd heeft ondergaan. De eerste museumboerderij werd opgezet in 1931 in Overijssel. Tegelijkertijd versterken ze door de wijze van presentatie de traditionele perceptie ten opzichte van het platteland. Dit wordt nog eens extra aangedikt door het organiseren van evenementen als boerenmarkten.
Door de verschuiving in tijd en in het collectief geheugen wordt het moeilijk om het beeld van een boerderij van rond 1900 te presenteren. Wordt de museumboerderij van de toekomst soms de bio-industriestal met bijbehorende villa zoals dit boek oppert of wordt het wellicht de struisvogelfarm of kampeerboerderij?
De kritische kijk op het eigen functioneren en de toekomst van de museumboerderij in Heeswijk is een sterk punt van het boek. Heel aardig is bijvoorbeeld hoofdstuk 6 waar de kinderen van de oorspronkelijke eigenaar Sigmans wordt gevraagd hoe zij aankijken tegen de Museumboerderij. Ondanks hun inbreng zijn ze niet helemaal tevreden met het resultaat. Door de omvorming tot museumboerderij zijn ze zich veel bewuster van de historie en is het gebouw nog steeds belangrijk voor hen. Aldus verwoordt: ‘het trekt oe elke keer weer’. Ook de inkijk in de organisatie.is herkenbaar voor iedereen die wel eens in een klein museum gewerkt heeft. Zo komen het bestuur, de omgang met de gidsen, de registratie en het beheer van de collectie aan bod. Jammer genoeg is ook dit hoofdstuk weer veel te gedetailleerd ,ook al vanwege de vele namen die genoemd worden minder interessant voor iemand die niet uit de regio komt. De hoofdstukken twee en drie over de genealogische geschiedenis en bouwgeschiedenis hadden naar mijn mening beter samengevoegd kunnen worden. Nu zijn beide stukken te gedetailleerd en vormen een breuk met het eerste hoofdstuk dat gaat over de musealisering van het platteland.
Op de lay-out van het boek is nogal het één en ander op te merken. Zo zijn de hoofdstukken niet genummerd en is de pagina opmaak rommelig. Het plaatsen van lange voetnoten naast de tekst draagt niet bij aan de leesbaarheid van het geheel. Verder vond ik het nogal storend dat de bijlagen niet achterin waren geplaatst maar achterin bij het desbetreffende hoofdstukken waren toegevoegd. Sommige bijlagen waren naar mijn idee ook niet echt nodig geweest. De talloze staafdiagrammen van van bijvoorbeeld de aanwezige materialen in het museum passen eerder in een jaarverslag dan in deze publicatie. Bij het vijfde hoofdstuk wordt per vertrek een overzicht gegeven van de aanwezige objecten. Waarom wordt er dan vervolgens in de bijlagen nog een keer de complete inventarislijst toegevoegd? Is dat gedaan om te laten zien dat de registratie op orde is? Ook de gebruikte illustraties en beeldmateriaal zijn niet altijd even duidelijk Dat begint al met de boekomslag. Waarom is hier gekozen voor deze ietwat abstracte tekeningen van bovenlichten en niet voor bijvoorbeeld een mooie afbeelding van de Meijerijsche Museumboerderij? Al bladerend door het boek kan ik niet anders dan tot de conclusie komen dat er te weinig aandacht is geweest voor de beeldredactie. Zo zijn veel afbeeldingen onduidelijk of te klein afgedrukt. Dat is jammer en eerlijk gezegd had ik van deze uitgeverij, gezien hun eerdere uitgaven, een betere kwaliteit verwacht. Desalniettemin is het boek een prima boek voor degene die geïnteresseerd is in de Meijerijsche Museumboerderij maar als boek over de musealisering van het platteland schiet het toch wat tekort. Beter was het geweest als er een duidelijke keuze was gemaakt van of een boek over de Meijerijsche Museumboerderij waarin terloops aandacht voor de musealisering van het platteland of een uitgebreid boek over de musealisering van het platteland. Dan had men ook meer boerderijen kunnen vergelijken.
Voor degenen die houden van al dan niet authentieke boerderij-interieurs met ‘goei oud spul’
vermeld ik hier nog even het adres en de openingstijden van de Meijerijsche Museumboerderij.
Meijerijsche Museumboerderij
Pater van den Elsenstraat 6
Heeswijk
Openingstijden: wo.-za.-zo. 14:00-17:00
Inlichtingen: VVV Berheze
tel: 0413-292884
Arco Seton
e-mail: a.seton@legermuseum.nl