Wie Faust zegt, zegt Goethe. Zozeer zelfs dat eigenlijk maar weinigen weten dat Johann Georg Faust echt heeft bestaan. Hij werd naar verluid geboren in het Duitse plaatsje Knittlingen in 1480 en zou in 1540 zijn gestorven Waar hij overleed is niet met zekerheid te zeggen. Verschillende plaatsen claimen het toneel te zijn geweest van Fausts gewelddadige verscheiden. Er is verder weinig over hem bekend. Tijdgenoten spraken echter in weinig vleiende bewoordingen over hem. Zo zou hij zich in het plaatsje Kreuznach nabij Mainz onmogelijk hebben gemaakt doordat hij ontucht had gepleegd met zijn leerlingen. Dat Faust niet van de jongens kon afblijven blijkt ook uit maatregelen die de stad Neurenberg in 1532 nam tegen deze 'Doctor Fausto, dem grossen Sodomitten'
Faust kwam blijkbaar overal in de problemen, niet alleen vanwege zijn seksuele gewoonten, maar ook omdat hij zich bezighield met magie en alchemie, waar hij zich zelfs op liet voorstaan. Ook had hij heterodoxe denkbeelden, die hem onder andere op de afkeuring van Luther kwamen te staan. Sommige deskundigen menen dat het grootste deel van de aantijgingen tegen Faust uit de koker kwam van Luther en andere geestelijken. Zij zouden hem vooral zo hard hebben aangepakt omdat zijn gedachtengoed hen niet aanstond. Helaas valt echter niet te achterhalen wat Fausts denkbeelden precies waren. In elk geval verklaart deze afkeer wel waarom Faust de Europese cultuur inging als archetype van de magiër die zijn ziel aan de Duivel verkoopt in ruil voor allerlei materiële en immateriële genoegens.
De legende van Faust begint met de omstandigheden van zijn dood. Fausts einde was ook in werkelijkheid bepaald spectaculair. Waarschijnlijk kwam hij tijdens een van zijn alchemistische experimenten door een explosie om het leven. De plaatselijke bevolking verklaarde de explosie als het werk van de Duivel, die Faust was komen halen. Deze legende verspreidde zich over andere delen van Duitsland, en tenslotte ook naar Nederland. Vond de explosie in de Duitse traditie plaats in het kasteel van Staufen, in de Nederlandse vond Faust de dood in het kasteel Waardenburg. Faust wordt in het verhaal voorgesteld als een wetenschapper die uit zucht naar kennis en macht zijn ziel aan de Duivel verkoopt en daar uiteindelijk voor moet boeten met een gewelddadig einde. Het verhaal is vooral dankzij de bewerking van Goethe onsterfelijk geworden - ook al ontkomt Goethes Faust uiteindelijk aan verdoemenis.
De Nederlandse traditie wordt door Dell'Aira en Hoekstra in Faustius beschreven en toegelicht. De receptiegeschiedenis van Faust in Nederland is het thema van hun boek. Het eerste Faust-verhaal werd in 1587 in druk uitgegeven. Waarschijnlijk ging de tekst terug op eerder overgeleverde volksverhalen over Faust en zijn gewelddadige einde. Het boek werd onder andere in het Nederlands vertaald en vormde de basis voor de eerste literaire Faust: het toneelstuk van Christopher Marlowe, dat op den duur ook zijn weg vond naar de Republiek. Diverse kunstenaars maakten afbeeldingen van Faust, onder wie naar verluidt Rembrandt. De auteurs maken aannemelijk dat de door Rembrandt geportretteerde ook Fausto Sozzini kan zijn, een Italiaanse denker die niet geloofde in de Heilige Drie-eenheid en wiens volgelingen uiteindelijk in Amsterdam een goed heenkomen zochten. De beroemdste afbeelding van Faust gaat overigens terug op een ets waarvoor mogelijk Rembrandts vader model stond. Goethe maakte gebruik van een van deze etsen om zijn Faust te illustreren.
De auteurs van Faustius hebben zich in deze receptiegeschiedenis van het Faust-motief in Nederland beperkt tot de Faust van vóór Goethe, en in het bijzonder tot de Nederlandse varianten van de legenden rond zijn persoon. In Nederland zijn Faust-legenden verbonden aan de kastelen Batenburg, waar Faust een tijdje gevangen zou hebben gezeten, en Waardenburg, waar de Faust-traditie nog springlevend is en de stad Leeuwarden, waar in de negentiende eeuw diverse verhalen over Faust werden verteld. Waardenburg heeft de rijkste traditie en heeft zelfs in de toren een raam waar Faust naar buiten zou zijn gesleurd en waar nog bloedvlekken naast het raam zichtbaar zijn. In Leeuwarden heeft Faust de trekken van een volksheld gekregen. De meer sinistere aspecten van de legende zijn daar van minder belang. De auteurs maken aannemelijk dat in ieder geval Batenburg wel eens door de historische Faust bezocht kan zijn. De groei van een Faust-traditie in Waardenburg laat zich echter verklaren door een verwarring van plaatsnamen die in de zestiende en zeventiende eeuw nog geen vaste schrijfwijze hadden alsmede door een inheemse traditie van een kasteelheer die zijn ziel aan de Duivel zou hebben verkocht.
Faustius is een goed verzorgd en evenwichtig boek geworden met heldere uiteenzettingen van de diverse Nederlandse verhalen en hun duiding. Het boek is rijk geïllustreerd met kaarten en foto's van onder meer het interieur van Waardenburg en de auteurs hebben in de Appendix de tekst van drie verschillende Faust-verhalen opgenomen. Ook bevat het boek een vertaling van de Duitse inleiding van Faust-kenner Günther Mahal. Dat is geen overbodige luxe: Mahals taalgebruik is zeldzaam duister en zal zelfs voor een Duitser moeilijk te volgen zijn. Ik vraag mij echter af het niet beter was geweest de originele tekst als appendix op te nemen en de vertaling voorin te plaatsen. Lezers worden misschien nodeloos afgeschrikt door deze moeilijk te nemen horde voor de veel helderder tekst van de auteurs zelf.
Al met al is Faustius echter een zeer lezenswaardig boek over een boeiend thema, dat meer aandacht verdient dan men op het eerste gezicht zou denken.