In de Middeleeuwen vormde de bouw van dammen en ringdijken de belangrijkste waterstaatkundige werken die in hoge mate Holland, zoals wij het nu kennen, hebben gevormd. Deze dammen werden gelegd in getijdenkreken in het uitgebreide delta- en waddengebied van Holland. Namen als Amsterdam, Rotterdam, Schiedam, Spaarndam, Monnickendam, Edam en Zaandam herinneren aan deze periode. Het proces van afdammingen is eigenlijk tot in de twintigste eeuw doorgegaan met de afsluiting van de Zuiderzee door de Afsluitdijk, de afsluiting van de Braakman, het Brielse gat, de Lauwerszee en de uitvoering van het Deltaplan. Overigens werden ook in Vlaanderen en Friesland dammen aangelegd. De waterkerende functie belemmerde het scheepvaart en daarom kregen dammen sluizen, overtomen of overlaadplaatsen. Dammen zorgden ook voor een continuïteit in landverbindingen en werden daarom kruispunten van verschillende verkeersstromen. Dit leidde tot het aantrekken van economische activiteiten en zo tot dorps- en stadsvorming.
Dammen speelden dus een belangrijke rol in het ontstaan van een aantal Hollandse steden. De Hogendam lag aanvankelijk ver van de bestaande woonkerken Oostzaan en Westzaan. Deze dam in de Zaan werd gebouwd ergens tussen 1288 en 1316: de precieze datering is nog niet met zekerheid vast te stellen. De aanleg viel in het tijdperk van de aanleg van de Westfriese Omringdijk en de aanleg van de dammen in Amstel en Spaarne. Het was een onderdeel van de omdijking van het Noorderkwartier. Het onderhoud van de dam werd geregeld door zeven heemraden die werden afgevaardigd door dorpen in Noord-Holland; Oterleek was het verste belanghebbende dorp. Waarschijnlijk heeft er vanaf het begin een spuisluis in dam gelegen. In 1401 is er sprake van een kapel op dam.
In de loop van de tijd kwamen er verschillende sluizen in de dam. In 1547 openden de heemraden van het Heemraadschap van de Hondsbossche een nieuwe stenen sluis in de dam om het vervoer van bouwmaterialen naar de zeewering bij Petten mogelijk te maken.*
De Hogendam was de toegang tot de voornaamste waterroute door het Noorderkwartier. In 1608 werd daarom door dertien scheepsbouwers een rederij opgericht met als doel het aanleggen en exploiteren van een overtoom. In Holland waren er veel overtomen om niveauverschil te overwinnen tussen vaarwegen in het binnenland. Maar ook was een overtoom soms bedoeld als een economische barriíre. Alleen de Schardam ten zuiden van Hoorn kende gedurende een korte periode een overtoom voor zeeschepen. De Zaandamse overtoom werd aangelegd vanwege de vele scheepswerven langs de Zaan. Deze installatie waar bij soms bijna honderd arbeiders met behulp van kaapstanders een zeeschip overtrokken, heeft 110 jaar gefunctioneerd.
De schrijver geeft niet aan waarom er naast de bestaande sluizen niet nog een grotere sluis werd gebouwd. Dat zal zeker in de kosten hebben gezeten. En de meeste sluizen in die tijd waren overkluisd. Het waren als het ware waterpoorten. Dat was om een stevig raamwerk voor de sluisdeuren te hebben. De bestaande bouwtechniek zou bij niet overkluisde sluizen mogelijk tot het wijken van de sluisdeuren hebben geleid waardoor er teveel lekkage zou komen.
Toen de overtoom werd aangelegd waren er al twee economische belangrijke dorpen ontstaan, Oostzaandam en Westzaandam. De dam vormde de verbinding tussen deze twee dorpen, die pas in de Franse tijd werden samengevoegd tot Zaandam. Veel publieke functies werden op of bij de dam uitgevoerd. Er waren herbergen, de beurtschepen vertrokken er en er was het Gemenelandshuis van de Hondsbossche.
De schrijver volgt verder de maatschappelijke en politieke ontwikkelingen in de volgende eeuwen aan de hand van de veranderingen op en in de Hogendam. Er vond een schaalvergroting plaats van de sluizen. Belangrijk was de afsluiting van het IJ in het kader van de aanleg van het Noordzeekanaal dat in 1876 werd geopend. Grote delen van het IJ waren ingepolderd en Zaandam kreeg een nieuwe zeehaven voor de sluis. In 1903 kwam er een sluis die geschikt was voor Rijnschepen. Er kwam een telegraafkantoor, er kwamen nieuwe bruggen en uiteindelijk een groot gemaal.
Met als brandpunt de van oorsprong middeleeuwse Hogendam is de gehele ontwikkeling in de geografie van Noord Holland goed te volgen. Het boek is uitbundig geïllustreerd, en de illustraties zijn van goede kwaliteit. Hoewel het boek geen wetenschappelijke pretenties heeft, is het een bezwaar dat er geen noten zijn en geen literatuuroverzicht, waardoor het voor de geschiedschrijving aan waarde inboet. Uitgevers zien noten en literatuuropgaven vaak als nodeloze kostenposten. Noten en literatuur vormen echter de verantwoording van de schrijver. De uitgave over de Hogendam kwam tot stand met behulp van financiële bijdragen van vier regionale fondsen. In de toekomst zouden dergelijke fondsen hun sponsorbijdrage afhankelijk moeten stellen van een verantwoording van de schrijver in de vorm van noten en een literatuurlijst.