De herdenking van de watersnood van 1953 brengt de kwetsbaarheid van westelijk Nederland weer onder de aandacht. De ramp van 1953 overschaduwt de watersnoodramp die in 1945 Walcheren trof. Terwijl in de belevering van de Nederlanders de ramp van 1953 door onbeteugelde natuurkrachten ontstond, was de watersnood van 1945 veroorzaakt door een bewuste daad van mensen. De geallieerden hadden voor hun opmars naar Duitsland de haven van Antwerpen nodig. Om de toegang tot de haven van Antwerpen te verzekeren moesten de Duitsers uit de Festung Walcheren worden verdreven. Men koos voor inundatie als ondersteuning bij het verdrijven van de bezettingsmacht.
In oktober 1944 werden de dijken van Walcheren op vier plaatsen gebombardeerd. Op 3 oktober deden 11 Mosquito jachtvliegtuigen en 248 Lancaster bommenwerpers de eerste aanval op de Westkapelse Zeedijk. In totaal werd 1300 ton springstof op de dijk en omgeving gegooid, hetgeen een bres van ongeveer 125 meter in de dijk veroorzaakte. Omdat de inundatie te langzaam verliep werd op 7 oktober de Nolledijk bij Vlissingen en de dijk bij Fort Rammekens gebombardeerd en op 11 oktober de dijk bij Veere. Op 17 oktober werd opnieuw Westkapelle gebombardeerd. Op 18 oktober stond tenslotte het grootste deel van Walcheren onder water.
Op 1 november 1944 volgden de landingen bij Westkapelle en Vlissingen. Bij het vrijmaken van de toegang tot Antwerpen zouden de volgende drie maanden bijna 10.000 geallieerde soldaten hun leven verliezen. Walcheren was in de tweede week van november 1944 bevrijd. De Nederlandse regering in Londen was van te voren niet ingelicht over de plannen met betrekking tot Walcheren. De Duitse propaganda heeft de inundatie wel uitgebuit.
Vanuit het bevrijde Zuiden moest men proberen een organisatie op te zetten voor de droogmaking van Walcheren. Daartoe werd de Dienst Droogmaking Walcheren opgezet.
Er was een tekort aan menskracht en materialen en er moest heel sterk worden geïmproviseerd. Mijnen vormden aanvankelijk een groot probleem. Pas met de bevrijding van Noord-Nederland in mei 1945 kon al het materiaal van de Maatschappij tot Uitvoering van Zuiderzeewerken vanaf het IJsselmeer worden vervoerd naar Zeeland. Bij het beëindigen van de oorlog kwam ook veel oorlogsmateriaal van de geallieerden beschikbaar zoals vrachtwagens en bulldozers.
Men probeerde op de traditionele manieren de gaten in de dijken te sluiten; met zinkstukken en stortsteen, met kades van klei waar tussen zand werd geperst. Het verval was te groot, en er stonden zware stromen in de geulen. Mede onder invloed van Engelse liaison-officieren werden onorthodoxe methoden gebruikt. Reeds bij discussies over de aanleg van de Afsluitdijk was er hevig gediscussieerd over het gebruik van beton voor de aanleg van deze dijk. Uiteindelijk koos men voor de traditionele manier.
Het hoofd van de Dienst Droogmaking Walcheren was Ir P.Ph. Jansen. Deze was vroeg in zijn loopbaan betrokken bij de aanleg van de Afsluitdijk. Hij was bekend met de discussie over het gebruik van beton. Dus toen de traditionele wijze van het sluiten van de stroomgaten niet lukte, was hij gevoelig voor de suggesties van de Engelse legeringenieurs. Het meest spraakmakende was het gebruik van reserve-caissons die bestemd waren voor de aanleg van de invasiehavens in Normandië Caissons zijn grote drijvende betonnen kisten die door sleepboten naar de plaats van bestemming werden gesleept en daar met behulp van springladingen tot zinken werden gebracht. De kleinste caissons hadden een inhoud van 100 tot 125 kubieke meter. Zij hadden een gewicht van 55 ton. De grootste caissons waren de Phoenix AX caissons die ruim 60 meter lang en bijna 19 meter breed waren Zij hadden een waterverplaatsing van 7470 ton.*
Naast caissons gebruikte men oude Duitse en Engelse torpedonetten, betonnen schepen van Duitsers en Engelsen, en schepen die de Duitsers hadden bestemd voor de invasie in Engeland. Door de nood gedwongen improviseerde men met allerlei voorhanden zijnde materialen. De ervaring opgedaan met de caissons en de torpedonetten zou een belangrijke rol spelen bij het sluiten van de gaten in de dijken van de ramp van 1953 en bij de aanleg van het Deltaplan.
Over deze strijd tussen traditie en vernieuwing verscheen in 1947 de roman Het Verjaagde Water van de schrijver A. den Doolaard. Den Doolaard is het pseudoniem van C.J.G. Spoelstra (Zwolle 1901-Hoenderloo 1994). Deze schrijver en antifascistische journalist vluchtte voor de oprukkende Duitse troepen naar Engeland. Als schrijver was hij o.a bevriend met Hendrik Marsman. Na zijn vlucht naar Engeland werkte hij bij radio Oranje in Londen. In 1944 kwam hij als liaisonsofficier naar Nederland. Op verzoek van Ir. Jansen werd hij in Walcheren geplaatst. Hij gebruikte die tijd ook voor het schrijven van verschillende publicaties. Zijn boek is een sleutelroman waarin de vernieuwing wordt vertegenwoordigd door ingenieur Van Hummel (ingenieur Jansen van Rijkswaterstaat) en de traditie door Berend Bonkelaar (de aannemer Kobus Kalis). Het romantische en bij vlagen vitalistische taalgebruik spreekt ons nu niet meer zo aan. Maar toch weet Den Doolaard goed de gevoelens van de betrokkenen over te brengen. Het boek had acht drukken en is in acht talen vertaald.
Deze roman heeft een hele generatie waterbouwers geïnspireerd. Dit heeft Prof. Ir. K. d'Angremond en Ir. G.J. Schiereck er toe gebracht een geannoteerde uitgave te maken. Gaandeweg werd het een documentaire over een belangrijke fase van vernieuwing in de dijkbouw. Het blijkt dat de roman in de loop van de tijd steeds korter is geworden. De schrijvers hebben nauwkeurig uitgezocht welke levende personen model hebben gestaan voor de verschillende personages in de roman. In een groot aantal bijlagen wordt ingegaan op leven en werken van Den Doolaard, de strijd om Walcheren, de levenslopen van de modelpersonages, de techniek van de sluitingen en de samenwerking en conflicten met de Engelsen. Maar er zijn ook bijlagen gewijd aan de soms moeizame relatie tussen de regering en de Dienst Droogmaking Walcheren, en ook aan de rol van de aannemers. Studenten van de Technische Universiteit Delft hebben voor hun doctoraalscripties met behulp van moderne computermodellen nagerekend of de destijds genomen besluiten over de wijze en volgorde van sluiten van de dijkgaten optimaal was. De huidige computermodellen ondersteunden het beleid zoals dat in 1945 is uitgevoerd.
Het Verjaagde Water is een boeiend boek dat eigenlijk de aanzet is tot nauwkeurig wetenschappelijk onderzoek naar die periode. De periode van de Wederopbouw verdient meer aandacht dan dat ze tot heden heeft gekregen. De worsteling tussen vernieuwing en traditie binnen Rijkswaterstaat is inmiddels goed beschreven in de drie delen over de geschiedenis van Rijkswaterstaat.