In 1877 verliet de 18-jarige Marc van Gelderen (1858-1939) zijn geboorteplaats Maassluis om in het Twentse Borne een carrière als boekhouder te beginnen. Enkele jaren later wist Marc de leiding in handen te krijgen van de in Enschede gevestigde N.V. 'Nijverheid'. In 1912 verwierf de familie Van Gelderen alle aandelen van deze stoomweverij en vormde haar om tot familiebedrijf. Samen met andere ondernemingen van de Van Gelderens groeide de Nijverheid uit tot een bloeiend concern. De band tussen familie en bedrijf bleef in stand tot 1964, toen de Nijverheid fuseerde met twee grotere textielbedrijven, P.F. van Vlissingen & Co. en Ankersmit's Textielfabrieken. De overige ondernemingen van de familie waren al eerder gefuseerd of verkocht. Op basis van de archieven van Marcs ondernemingen en herinneringen van onder meer zijn kleinzoon Henk van Gelderen (1921-) heeft de historica Francisca de Haan een boeiende geschiedenis van de familie en haar ondernemingen geschreven.
In de 19de eeuw had de joodse slachtersfamilie Van Gelderen zich een zekere welstand weten te verwerven en was zij zich toe gaan leggen op koophandel. Dankzij handels- en familierelaties kon Marc van Gelderen zich in Enschede opwerken tot fabrikant. Zijn familie maakte in de eerste helft van de 20ste eeuw deel uit van een kleine groep rijke joodse (textiel)fabrikanten. De Haan paart de sociale stijging van de Van Gelderens aan een zekere 'verdeftiging' en verburgerlijking binnen de familie. Zo oefenden Marcs zusters en tantes nog werkzaamheden uit als winkelierster of 'modiste', terwijl binnen de generatie na hen de vrouwen zich uitsluitend bezighielden met het huishouden en het sociale leven. Zij waren minder zichtbaar bij het werk van hun man betrokken [blz. 96]. Die sociale stijging bereikte op pijnlijke wijze haar plafond toen Marc van Gelderen in 1890 lid probeerde te worden van de Enschedese herenclub de 'Groote Sociëteit'. Voor Van Gelderen kwam het als een enorme teleurstelling dat hij op grond van zijn joodse identiteit geweigerd werd. Hij schreef een open brief waarin hij uiting gaf aan zijn verontwaardiging: 'Gij déballotteerende meerderheid hebt uit uw midden geweerd een medeburger, omdat hij door het toeval van geboorte Jood is, doch gij hebt daarmede het stempel van onverdraagzaamheid op het gelaat gedrukt, het brandmerk van rassenhaat op uw voorhoofd, een mistig aureool van domheid en vooroordeel om de slapen.' Hoewel joodse fabrikanten als de Van Gelderens sterk op acculturatie gericht waren, bleven er gescheiden sociale milieus tussen joodse en niet-joodse ondernemers. De leden van de familie Van Gelderen huwden vrijwel allen met dochters en zonen uit joodse fabrikantenfamilies en hadden weinig omgang met de niet-joodse fabrikanten.
In een theoretische onderbouwing van Een eigen patroon stelt De Haan dat in de bedrijfsgeschiedenis te weinig aandacht is besteed aan sociale achtergronden, in casu de familie achter de ondernemer. Dat overwegingen in de familiesfeer een belangrijke rol konden spelen, maakt zij duidelijk door te wijzen op de verhoudingen binnen de Van Gelderen-ondernemingen. Achter een façade van modern ondernemerschap gingen overwegingen van meer traditionele aard schuil. De N.V.'s van de Van Gelderens waren onlosmakelijk met de familie verbonden. Niet alleen werkten de zonen van Marc in de verschillende bedrijven als directeur, ook het aandelenkapitaal was vrijwel geheel in handen van de Van Gelderens. De leden van de familie kregen wel een ruime vergoeding voor hun directeurschap, maar winst werd vrijwel altijd weer in de onderneming gestoken, die daarmee fungeerde als een soort onverdeeld familiekapitaal. Overigens was deze wijze van bedrijfsvoering niet typerend voor (sommige) joodse ondernemers. Familisme kenmerkte ook de ondernemingen van protestantse textielbaronnen als Van Heek. Wel deden de Van Gelderens veel zaken met andere joden. Het waren dan ook deze joodse relaties die de familie het kapitaal verschaften waarmee de N.V. Nijverheid kon worden overgenomen.
Voor zover de bronnen reiken, heeft De Haan ook aandacht voor de werknemers van de Van Gelderen-bedrijven. Hier benadrukt zij dat ook de verhoudingen op de werkvloer gekenmerkt werden door een familiair karakter. Veel arbeiders volgden hun familieleden in de fabriek.
De Van Gelderen-bedrijven waren niet bijzonder groot en in tegenstelling tot die van andere Twentse textielondernemers kenmerkten zij zich door een kleine, hoogwaardige productie. De Haan besteedt aandacht aan productieprocessen en de wijze waarop de Van Gelderens probeerden in te spelen op veranderingen in de markt. Hierin bleek de familie buitengewoon innovatief. Zo richtte zij tijdens de crisis van de jaren 1930 een vestiging in Londen op, teneinde Engelse tariefmuren te omzeilen. Het technisch inzicht van Marcs zoon Frits van Gelderen droeg bij aan een succesvolle productielijn van onder meer lasdoppen, gloeikousjes, technisch porselein en grammofoonplaten. Daarnaast wisten de Van Gelderens hun productie te veredelen, door zich niet alleen op het weven maar ook op het drukken van stoffen toe te leggen. Schommelende resultaten binnen de verschillende onderdelen van de Van Gelderen-concerns konden worden opgevangen door het overbrengen van goederen of kapitaal van de ene naar de andere N.V.
In het besluit van Een eigen patroon concludeert De Haan dat vrouwen het voortbestaan van de familie garandeerden, doordat zij zorgden voor nakomelingen; niet bepaald een opzienbarende constatering. Volgens De Haan hadden vrouwen daarnaast een ondersteunende rol. Doordat zij het gezins- en sociale leven voor hun rekening namen, konden hun mannen leiding geven aan de ondernemingen van de familie. Het 'uiterlijk vertoon van welstand en cultuur, het naar buiten vertegenwoordigen van de familie' behoorde eveneens tot het terrein van de vrouw. In Een eigen patroon treft de lezer echter weinig informatie over het sociale leven van de vrouwen Van Gelderen. Het brengen van visites, het voeren van correspondentie met vrienden en familieleden, het bijhouden van huishoudboekjes en het leiding geven aan het dienstpersoneel, bij uitstek aangelegenheden waarbij de fabrikantenvrouwen meer uit de verf hadden kunnen komen, ontbreken nagenoeg. Dit heeft ongetwijfeld veel te maken met de beschikbare bronnen. Het overwegend op de bedrijfsvoering gerichte bronnenmateriaal maakt nu juist dat de vrouwen Van Gelderen veel meer dan hun mannen flat characters worden.
Herinneringen van oud-werknemers en familieleden nemen een belangrijke plaats in binnen Een eigen patroon. De schrijfster benadert deze herinneringen zorgvuldig en met de nodige scepsis. Een mooi voorbeeld is de familiemythe dat de Van Gelderens geen lid van de Enschedese fabrikantenvereniging FVE zouden zijn geweest omdat de vereniging zich hard opstelde tegenover de arbeiders. Wanneer deze in staking gingen tegen hun baas, legden alle collega-fabrikanten de productie stil tot de stakers weer aan het werk gingen, een effectieve methode om stakingen te breken. Maar juist Marc van Gelderen was één van de hard-liners binnen de FVE. Omdat het aantal arbeiders van Marcs onderneming daalde onder het statutair verplichte minimum van vijftig, kon zijn bedrijf echter niet langer lid blijven. Kleinzoon Henk, die een veel socialer instelling had dan zijn grootvader, meende dat het bedrijf juist vanwege de harde lijn die de fabrikantenvereniging voorstond, had bedankt [blz. 122, 123]. Hiermee projecteerde hij zijn eigen, betrokken opstelling tegenover werknemers op het vooroorlogs verleden van het bedrijf.
Na de dood van pater familias Marc van Gelderen (1939) gaven zijn vier zoons leiding aan de Van Gelderen-ondernemingen. Een jaar later werd Nederland door Duitsland bezet en dreigde onteigening van de Van Gelderen-ondernemingen. Om dit te voorkomen namen de broers Van Gelderen als 'niet-arische' directeuren ontslag en werden niet-joodse directeuren in hun plaats benoemd. Dit kon echter niet voorkomen dat het bedrijf onder Duits beheer werd gesteld. De leden van de familie Van Gelderen doken onder, of probeerden te vluchten. Uiteindelijk werden drie van hen vermoord in kampen, een vierde waarschijnlijk na de evacuatie van het kamp Sachsenhausen [blz. 225].
In de eerste jaren van de oorlog maakten de Van Gelderen-ondernemingen grote winsten dankzij opdrachten die de Duitsers plaatste. Een van deze opdrachten was cynisch genoeg de fabricage van jodensterren voor Nederlandse joden. Pas in 1997 werd ontdekt dat de N.V. Stoomweverij Nijverheid opdracht had gekregen voor het maken van meer dan 500.000 jodensterren. De historicus Lou de Jong had nog aangenomen dat de Nederlandse jodensterren in het getto van Lodz waren gefabriceerd. Deze geschiedenis krijgt in Een eigen patroon een zeer persoonlijke invulling door de herinneringen van Henk van Gelderen. Na de oorlog had deze een laatje opengetrokken en bij toeval ontdekt dat het bedrijf van zijn vader en grootvader de jodensterren had gedrukt. Henk deed snel het laatje weer dicht en praatte er verder niet meer over, dat zou maar 'onrust hebben gegeven'.
De diverse familieleden, hun eigenaardigheden en minder fraaie kanten worden door De Haan zonder terughoudendheid belicht. De schrijfster plaatst ontwikkelingen binnen de familie tegen een achtergrond van sociale en economische trends. Dit alles onderscheidt Een eigen patroon in positieve zin van glorificerende familieboeken vol genealogische brei, geheel verzorgd door de trotse nazaten of albums ter gelegenheid van het zoveel-jarig bestaan van het bedrijf, voornamelijk gevuld met lijsten en foto's van directeurs en werknemers.
Hoewel Een eigen patroon vaak meer wil verklaren dan op basis van het beschikbare bronnenmateriaal mogelijk is, heeft De Haan een interessante bedrijfsgeschiedenis geschreven die meer is dan een analyse van directiebesluiten en bedrijfsresultaten. Wie kijkt naar het door De Haan gehanteerde bronnenmateriaal moet wel enige bewondering krijgen voor de wijze waarop de schrijfster het af en toe spaarzame materiaal heeft bewerkt en aangevuld tot een goed leesbare en lopende uiteenzetting. Dat de schrijfster incidenteel te veel uit te weinig wil concluderen, kan haar dan licht vergeven worden. De vele familiefoto's en levendige karakterbeschrijvingen dragen bij aan de betrokken en intrigerende wijze waarop Een eigen patroon een stuk familie- en bedrijfsgeschiedenis vertelt.