Nieuwe geschiedenis van België, I, 1830-1905
Naar aanleiding van 175 jaar België verschenen tientallen gelegenheidspublicaties en minstens één standaardwerk: deze Nieuwe geschiedenis van België (1).
Hij bestaat uit drie stevige boeken van ca. 700 pagina’s. De auteurs zijn Franstaligen en Vlamingen, vrijzinnigen en katholieken, die allemaal over hun specialiteit schrijven.
Ze slagen erin hun eigen ideologische voorkeur niet te laten doorklinken.
Hun boeken vertonen overeenkomsten met de tweedelige Luykx (1985), die helaas niet meer heruitgegeven wordt en de zopas opnieuw verschenen eendelige Witte-Craeybeckx-Meynen (2005, 7e druk) (2),
met dit verschil dat deze twee voornamelijk één visie weergeven,
terwijl er in de Nieuwe Geschiedenis van België vele gevoeligheden zijn
en er dus geen gezamenlijke visie is.
Ze zijn niet of moeilijk te vergelijken met de Histoire de Belgique van Henri Pirenne, die in totaal andere tijden 33 jaar besteedde aan zijn levenswerk (1899-1932).
De nadruk ligt ook nu op de politieke geschiedenis, maar er zijn ook nieuwe invalshoeken, zoals de beschrijving van de feministische beweging in de late negentiende eeuw door een feministe.
Deel I gaat over 1830-1905. Nadien volgen II (1905-1970) en III (1970-nu). Waarom deel I eindigt in 1905 en niet in 1914 of 1918, is niet duidelijk.
In deel I krijgen we eerst uitleg over het hele project, de ideologie, evolutie in de Belgische geschiedschrijving, visies van Vlaamse en Franstalige historici, het waarom van een nieuw standaardwerk. Acht van de negen boekdelen volgen een chronologische benadering, het laatste is gewijd aan Congo en is eerder thematisch. Elk deel heeft ook zijn eigen bibliografie, waardoor vele titels meerdere keren genoemd worden.
Na die inleiding begint Els Witte met de constructie van België (1828-1847), de veelvuldige oorzaken van de opstand van 1830, het verloop ervan en de erkenning van de nieuwe staat door de mogendheden.
Dan volgen hoofdstukken over de liberale staat, financiële en sociale problemen, ideologische ruzies, de natievormende rol van taal en cultuur, de Vlaamse kwestie, de secularisatie van de samenleving, het ontstaan van politieke partijen, de gouden eeuw van de Belgische industrie, arbeidersbeweging, kunst, schoolstrijd, nogmaals arbeidersbeweging, stemrecht, verzuiling, vrouwenemancipatie, angsten en spanningen in de Belle Epoque.
Bij gebeurtenissen zoals de opstand van 1830 worden zeer uiteenlopende oorzaken genuanceerd onderzocht. Tot de boeiendste hoofdstukken behoren de revolutie van 1830, de gouden eeuw van de industrie en de schoolstrijd.
Zoals bij de bibliografie, zijn er ook doublures in de teksten: arbeidersbeweging en Vlaamse kwestie komen meer dan één keer aan bod.
Vergeleken met Luykx, staan hier veel te weinig tabellen in. Voor uitslagen van verkiezingen, samenstelling van parlement en regering, aantal kiezers met 1, 2 of 3 stemmen, aantal leerlingen in katholiek en rijksonderwijs, moeten we dus terugvallen op Luykx (en Platel). Het boek bevat ook geen enkele foto van toonaangevende figuren uit die 75 jaar; de bladspiegel is monotoon.
Gallicismen zoals ‘een amendement neerleggen’ i.p.v. ‘indienen’ (p. 408), een drukfoutje zoals VVB i.p.v. V.U.B. (p. 440) en een rare spelling (Athené royal i.p.v. Athénée , p. 291) moeten we erbij nemen.
De lectuur vergt veel concentratie en het boek is meer geschikt voor historici, studenten geschiedenis en leken met ruime achtergrond dan voor een breed publiek.
Het is zeer goedkoop in verhouding tot zijn omvang