Over de concentratiekampen van de nazi's zijn hele bibliotheken vol geschreven, op de Russische (en Chinese) rustte schijnbaar een taboe. We werden verondersteld te denken dat het heropvoedingskampen waren en ook dat ze pas na Lenin ontstonden. En tijdens de Koude Oorlog hoorden velen liever bij de revisionisten dan bij de conformisten of traditionalisten.
De vele boeken die toch verschenen, oogstten niet altijd het verhoopte succes. Een voorbeeld: in 1963 vertaalde de Nederlandse communist Theun de Vries ‘Een dag uit het leven van Ivan Denisovtsj’, het eerste boek van Alexander Solzjenitsyn over de sovjetkampen. De CPN vond het een lasterlijk pamflet en liet de hele oplage vernietigen. Wellicht oogst Anne Applebaum met Gulag meer succes. De tijdsgeest is veranderd en haar boek zal in de herfst van 2003 ook in het Nederlands verschijnen. Deze Amerikaanse historica was correspondente van ‘The Economist’ in Oost- Europa. Na de val van de Sovjet-Unie mocht ze de kampen bezoeken, de archieven inkijken, memoires van goelag-gevangenen lezen en overlevenden interviewen. Het resultaat is een degelijk werk, waar je een weekje lectuur aan hebt.
Archipel
In deel I beschrijft ze de eerste Russische kampen; deze dateerden al van de 16de eeuw. Ze lagen in de noordelijke Witte Zee, op de ijskoude en barre Solovetsky archipel, ten westen van Archangelsk. Het waren strafkampen voor politieke tegenstanders van de tsaar. Solzjenitsyn ontleende hieraan zijn metafoor ‘archipel’. De eerste kampen van de bolsjewieken ontstonden al in 1920, als uitvloeisel van de Rode Terreur, op dezelfde plek waar de tsaren begonnen waren (blz. 42). In 1926 begon men daar met het systeem van ‘dwangarbeid als methode van heropvoeding’ (blz. 42, 75). Vanaf 1929 werden de kampen uitgebreid over de Oeral, in heel Siberië, naar de verste uithoeken in alle windrichtingen, omdat men geen vrijwillige arbeiders vond om daar steenkool, gas, olie en bossen te ontginnen. Een krachtprestatie van dwangarbeiders was het handmatig graven van het ‘Belomorkanal’ of Witte Zeekanaal, dat St. Petersburg verbond met de Witte Zee.
Andere kanalen, steden (o.a. Magnitogorsk), fabrieken volgden, vooral in de jaren 1937–1942 en 1945–1953. In de praktijk bleven de meeste gevangenen ook na hun ‘vrijlating’ in Siberië; het aspect heropvoeding ging verloren (blz. 66).
Opmerkelijk is dat al in 1926 een ontsnapte officier, Malsagov, in Londen ‘Island Hell’ publiceerde en dat in 1927 de Fransman Raymond Duguet een gedetailleerd boek (‘Un bagne en Russie rouge’/‘Een gevangenis in Rood Rusland’) kon schrijven over de verschrikkelijke ‘heropvoedingstechnieken’ in Solovetsky (blz. 73). Ook de Westerse kranten publiceerden geregeld artikelen over de dwangarbeid. Deel II behandelt omstandig het leven van de gevangenen: hun arrestatie, vervoer, soorten straf en werk, bewakers, vrouwen, kinderen, overlijden, overlevingsmethodes, ontsnappingen. De gevangenen bestonden uit zeer verschillende categorieën:
1) vijanden van de staat of ‘niet-mensen’: bourgeois, aristocraten, geestelijken, handelaars, koelakken, socialisten en vele andere personen met afwijkende meningen;
2) willekeurige slachtoffers van de terreur: ook getrouwe medewerkers van Stalin;
3) volkeren uit veroverde gebieden (Polen, Balten, Oekraïners, Roemenen), Russen die krijgsgevangene van de Duitsers waren geweest, volkeren die ‘gecollaboreerd’ hadden (Tsjetsjenen, Volgaduitsers, Tataren);
4) joden
De kampen hadden meerdere functies:
1) straffen;
2) economisch: de Sovjet-Unie moderniseren en aan meer grondstoffen helpen door dwangarbeid;
3) heropvoeden; zie hierboven.
Deel III beschrijft de Tweede Wereldoorlog, het massagraf van Katyn, het ontstaan van kampen in de Oostbloklanden, de groei van de kampen als industriële complexen, de acties tegen de joden, de dood van Stalin, de dooi (meer vrijlatingen en afbouw van sommige kampen), de dissidenten, de publicaties van Solzjenitsyn, Medvedev e.a., de komst van Gorbatsjov, zijn amnestie voor alle politieke gevangenen (1986, blz. 498).
Die amnestie was begrijpelijk: één grootvader van Gorbatsjov belandde in 1933 in een werkkamp, bij de andere werden in 1938 beide armen gebroken tijdens het folteren in de gevangenis. Een leuk gevolg van dit algemeen pardon was dat het latere Armenië, Litouwen en Oekraïne geleid werden door voormalige politieke gevangenen (blz. 500). Ander saillant detail: in Siberië verblijven nog altijd Balten e.a., hoewel ze mogen terugkeren: ze weten niet waarheen, want hun vroegere bezittingen krijgen ze niet meer terug.
Gratis buskaartjes als genoegdoening
In haar epiloog betreurt Applebaum dat het huidige Rusland, vijftig jaar na Stalin, nog geen begin maakt met een schuldbekentenis of monument voor de slachtoffers (blz. 507). Vier en een half miljoen politieke gevangenen zijn inmiddels wel gerehabiliteerd, ze kregen een paar extra roebels en gratis tickets voor de bus (blz. 507), maar een ernstig onderzoek naar de wandaden van het verleden is niet aan de orde. De Russen voelen dat ze na het uiteenvallen van de USSR geen grootmacht meer zijn en ze hebben geen behoefte aan een onderzoek naar de periode toen ze nog wel veel aanzien hadden (blz. 508).
In de appendix peilt Applebaum naar het aantal gevangenen (200.000 rond 1930, 2.5 miljoen rond 1950–1953) en het officieel aantal doden per jaar (tussen 8.000 en 352.000). Ze verklaart ook de uitschieters van 1933, 1938, 1942. Ze wijst er ook op dat er buiten de kampen nog meer doden vielen: als de geheime politie mensen wilde doden, voerden ze massa-executies uit in de bossen. Volgens de archieven waren er 786.098 politieke executies tussen 1934 en 1953 (blz. 520). Applebaum raamt het totale aantal gevangenen op 18 miljoen, van wie er 2.75 miljoen stierven. Robert Conquest (The great terror, 1968), het Franse ‘Livre noir du communisme’ (door Nicolas Werth e.a.) en zelfs de Russische rehabilitatiecommissie o.l.v. Alexander Jakovlev spreken over meer dan 20 miljoen. Applebaum legt niet uit waarom ze daarvan afwijkt. Ze beweert dat ontsnappen wel mogelijk was (355–357). Ja en nee: de meesten werden verklikt (250 roebel voor de verklikker) of bevroren, stierven van honger, werden tijdens hun vlucht doodgeschoten. De bewakers en de kampcommandanten kregen zelf vijf tot tien dagen gevangenis en loonverlies: ze pasten dus wel op.
Applebaum – zelf misschien een joodse? – is bijzonder goed op de hoogte van het lot van de joden in de Sovjet-Unie.
Opmerkingen
Haar schrijfstijl is afstandelijk, zeker niet meeslepend. De geciteerde teksten en gedichten zijn wel emotioneel en mooi. Haar Engels is niet altijd eenvoudig.
Nog enkele details: de pagina's met de foto's zijn niet genummerd; hetzelfde geldt voor enkele tientallen gewone bladzijden; ernaar verwijzen is dus moeilijk. Die foto's zijn waardevol en boeiend materiaal, ze komen dikwijls uit Russische archieven en zijn (dus) mat en grauw. Voor betere kun je terecht bij Carl De Keyzer, ‘Zona. Siberian Prison Camps’ (Uitgeverij Caermersklooster, Gent en Trolley/Phaidon, London, 2003, ISBN 0-9542648-4-3, € 50).
De foto's geven ook nooit de ergste toestanden weer. Op de landkaarten met de kampen (96, had ze minstens de Trans-Siberische spoorweg en de huidige namen van de voormalige sovjetrepublieken mogen zetten. Het boek zelf tenslotte: het zit in een stevige kaft, het heeft een aangename bladspiegel en mooi papier. Het is waar voor zijn geld, zowel inhoudelijk als materieel. Het notenapparaat (523–570) en de bibliografie (571–588) maken indruk; het woordenlijstje met Russische woorden (589–592) is kort, maar onmisbaar. Het begrip ‘kremlin’ (omwalde vesting) staat er echter niet bij, ‘mir’ (vrede) evenmin; de woorden ‘pravda’ (waarheid) en ‘isvestia’ (nieuws) vergeet ze te vertalen. Jammer dat de lijst niet verwijst naar de uitleg in de tekst; in het register (595–610) worden deze termen namelijk niet hernomen. Dat register is zeer uitvoerig en een even onmisbaar hulpmiddel.
Globaal gezien is deze studie momenteel de meest omvangrijke over de sovjetkampen. Voorgangers zoals of Solzjenitsyn (Goelag Archipel, 1972) hadden geen toegang tot de archieven, de statistieken of de memoires van gevangenen.