De slangenkuil achter het nieuws
De geschiedenis van het prille NOS-Journaal laat zich lezen als een verslag van Nederlandse kneuterigheid en provincialisme. Dat blijkt al uit de reacties op de eerste uitzending op 5 januari 1956. In de leader (het introfilmpje) van het NTS-Journaal was gedurende twee seconden een danseresje te zien met een tutu. De NCRV liet onmiddellijk weten dat zoiets niet kon, want in protestants-christelijke kring rustte een taboe op dansen.
Het Journaal werd medio jaren ’50 uit nood geboren, omdat de bioscoopjournalen weigerden mee te werken aan een beeldjournaal voor hun jonge concurrent, de televisie. De omroepen besloten nu gezamenlijk een televisiejournaal te maken, al ging dat niet van harte. De bazen van de omroepen waren namelijk bang dat het Journaal het gras voor de voeten van hun actualiteitenprogramma’s zouden weg maaien en daarom mocht er in de bulletins geen achtergrondinformatie worden gegeven. De omroepdirecteuren verboden ook een journaalpresentator uit angst dat zijn populariteit de kijkcijfers van bijvoorbeeld Achter het nieuws of Brandpunt zou aantasten. Dit verbod leverde natuurlijk problemen op als er urgent nieuws was zonder begeleidende beelden. In dat geval moest de reactie van het NTS-Journaal toestemming vragen om een journaallezer in beeld brengen en die werd alleen bij hoge uitzondering verleend.
De omroepen hebben tot in de jaren ’70 geprobeerd om een dikke vinger in de pap van het Journaal te houden. Dat lukte aardig, want de tweede hoofdredacteur van het Journaal was Dick Simons (1963-1975), afkomstig van de NCRV. In zijn tijd bleef de omvang van de redactie en het aantal uitzendingen beperkt, maar onder Simons’ opvolger, Ed van Westerloo (1975-1985) maakte het NOS-Journaal een stormachtige groei door. Dat moest ook wel, want na 1970 werd er veel kritiek op het Journaal uitgeoefend.
Eén van de kritiekpunten was dat tijdens Simons’ hoofdredacteurschap de maatschappelijke veranderingen van de jaren ’60 volledig langs het Journaal heen waren gegaan. Dat was niet in de laatste plaats te wijten aan de chef van de nieuwsdienst binnenland, Joop Marmelstein. Hij vond de Provo’s bijvoorbeeld maar een ‘stelletje warhoofden, die vonden dat de wereld er maar eens anders uit moest gaan zien, weet ik veel wat ze wilden.’ Liever zond hij items uit over Koninginnedag of over het optreden van de politie, ook wel zwaailichtjournalistiek genoemd. Onder Ed van Westerloo ging het roer om. De redactie werd vergroot, er kwamen meer uitzendingen, er werden correspondenten in het buitenland aangesteld en als belangrijkste verandering bracht het Journaal meer verdieping en achtergrondinformatie.
Hieruit blijkt dat de invloed van de hoofdredacteur op het Journaal groot is. Een sterke hoofdredacteur, zoals Van Westerloo en later Gerard van der Wulp en nu Hans Laroes, bepalen welke kant het Journaal opgaat. Onder de huidige hoofdredacteur wilde het Journaal dichter bij de kijker komen, maar niet ten koste van oppervlakkigheid. Zoals Laroes het uitdrukt: ‘Niet de wil van de kijker, maar de wereld van de kijker in beeld brengen.’ Het is opvallend dat een krachtige hoofdredacteur – meestal niet lang nadat de chemie tussen hem en de overige redactie over is – door een minder nadrukkelijk aanwezige wordt opgevolgd. Soms ging dit goed, zoals bij Nico Haasbroek, soms ook niet, zoals bij Peter Brusse. De voormalig Engelandcorrespondent had geen aanleg om een redactie te leiden en hij verdween al na twee jaar van het toneel. Volgens ingewijden miste Brusse de ‘valse trekjes’ van zijn voorganger Van Westerloo.
Het kijkcijferkanon van het Journaal is al sinds jaar en dag het Acht uur Journaal. De mogelijkheden van dit prominente journaal zijn de laatste jaren door de technische ontwikkelingen flink uitgebreid. In de begintijd werd gebruikgemaakt van filmmateriaal voor opnames. Dat had twee nadelen. Het duurde enige tijd voor een film ontwikkeld was en het filmmateriaal dat op locatie was geschoten, moest altijd naar Hilversum worden gebracht. Met het toenemende autoverkeer in Nederland werd het steeds lastiger om de studio op tijd te bereiken en filmbeelden uit het buitenland moesten per vliegtuig op Schiphol worden aangeleverd. Tegenwoordig beschikt het Journaal over satellietverbindingen zodat buitenlandse gebeurtenissen live gevolgd kunnen worden. Voor het grote binnenlandse nieuws worden sinds begin jaren ’90 busjes met grote schotels gehuurd. Verslaggevers kunnen sindsdien vanaf een locatie een voorgekookt kruisgesprek voeren met de presentator in de studio.
Een ongekend succes van het NOS-Journaal is het Jeugdjournaal, dat sinds maandag 5 januari 1981 een vaste verschijning op de televisie geworden is. Na een wat moeizame start werd het populair bij zowel kinderen als volwassenen. Het succes was vooral te danken aan de manier waarop het nieuws werd gebracht: serieus, maar met korte zinnen, duidelijke uitleg en geruststellingstrategieën bij schokkende gebeurtenissen, zoals incest, moord of euthanasie. De reden dat het Jeugdjournaal ook veel volwassenen trekt, is dat politici voor dit journaal in begrijpelijke taal hun beleid uitleggen.
De journalistieke achtergrond van Ad van Liempt komt duidelijk naar voren in zijn boek Het Journaal. Het is pakkend geschreven en leest als een trein en dat wil wel wat zeggen. De tekst is voornamelijk gebaseerd op duizenden pagina’s hoofdredactionele memo’s en op interviews met betrokken personen. Het boek blijft hierdoor toch wat eenzijdig: het hobbelt van de ene hoofdredactionele vernieuwingsimpuls naar de andere en de conflicten die daaruit voortvloeien, tussen de Journaalredactie en de omroepbazen of tussen de redactie en de hoofdredacteur, volgen elkaar in rap tempo op. Te denken valt aan de ruzies waarmee Dick Simons, Nico Haasbroek, Harmen Roeland, Bob Meijer en recentelijk Charles Groenhuijsen het Journaal verlieten. De ondertitel had wat dat betreft ook kunnen luiden: De slangenkuil achter het nieuws.
In het boek is helaas weinig ruimte voor wetenswaardigheden over de bekende Nederlanders die het Journaal heeft voortgebracht. De enkele anekdotes die erin staan smaken namelijk naar meer. Zo presenteerde Leontien Ceulemans het Jeugdjournaal eens weken in zwarte kleren omdat ze was verlaten door een geliefde en Marga van Praag schijnt een wat pathetisch karakter te hebben. Er is wel ruimte voor de affaire-Schwietert. Charl Schwietert duidde voor het Den Haag Vandaag de politieke ontwikkelingen, totdat hij in 1982 ineens voor de VVD staatssecretaris van Defensie werd. Dit leidde tot grote commotie op de journaalredactie omdat men bang was dat het politieke nieuws van de afgelopen jaren ineens partijdig geworden was. Van Schwietert en van andere belangrijke hoofdrolspelers uit de geschiedenis van het NOS-Journaal zijn foto’s opgenomen in twee royale fotokaternen. Die vormen een goede aanvulling op de tekst.
Van Liempts geschiedenis van het Journaal laat zich lezen als een boek over de volwassenwording van de Nederlandse televisie. De bevoogding door de zuilen is verdwenen. De hoofdredacteur van het Journaal hoeft de onderwerpen van het nieuws niet meer een week van te voren aan de omroepbazen voor te leggen. De laatste streek van de omroepen aan het adres van het Journaal dateert uit 1991. De omroepbazen wilden het Acht uur Journaal, met dagelijks ruim anderhalf miljoen kijkers het best bekeken programma, afschaffen om op dat tijdstip zelf de concurrentie met de commerciëlen aan te gaan. Gelukkig is deze aanval op ’s lands meest gewaardeerde nieuwsbulletin afgeslagen.
Jaap de Haan