Paul Metz was fout in de oorlog. De NSB-er Metz meldde zich na een oproep van Rijkscommissaris Seys Inquart in 1941 voor het vrijwilligerslegioen Nederland. Het legioen zou naast de Duitsers gaan vechten tegen het bolsjewisme in de pas begonnen veldtocht in Rusland. Zijn ervaringen als soldaat beschreef Metz nauwgezet in een dagboek, vanaf het vertrek uit Nederland tot zes dagen voor zijn dood op 10 augustus 1942.
Het oorlogsdagboek van Paul Metz is een bijzonder egodocument. Op het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) worden veel dagboeken uit de Tweede Wereldoorlog bewaard, maar de meeste zijn van gewone, grijze Nederlanders en niet van foute oorlogsvrijwilligers. De waarde van Metz’ dagboek, dat ook bij het NIOD berust, is meerdere mensen opgevallen. Al in 1946 werden zijn oorlogsaantekeningen door een advocate opgemerkt. Zij kwam de beduimelde schriftjes tegen in de boedel van een overleden NSB-er en besloot ze naar de net opgerichte Oorlogsdocumentatie te sturen. In 1954 werd een gedeelte, weliswaar anomien, gepubliceerd in Dagboekfragmenten 1940-1945.
Een paar jaar geleden trokken Metz’ geschriften opnieuw de aandacht. Gerard Groeneveld maakte er gebruik van voor zijn boek Kriegsberichter. Nederlandse SS-oorlogsverslaggevers 1941-1945 uit 2004. Op Groenevelds initiatief is dit dagboek als een op zichzelf staande historische bron uitgegeven. Hij heeft het fraai uitgevoerde boek bezorgd en voorzien van een interessante inleiding. Een fotokatern met vooroorlogse foto’s van Metz en frontkiekjes gemaakt door zijn vriend Joop Capelle vormen een waardevolle aanvulling op de tekst.
Voordat Groeneveld het woord geeft aan Paul Metz schetst hij eerst diens achtergrond. Metz werd in 1908 in een Rotterdams koopmansgezin geboren. Hij doorliep de mulo en ging daar-na bij zijn ouders in de zaak. Metz was niet groot, krap 1.70 meter, maar wel erg sportief. Hij was een fervent roeier en ’s winters schaatste hij. Begin jaren ’30 sloeg hij actrice Mies Peters aan de haak en in 1935 trouwde hij met haar. Hoewel het paar een dochter kreeg, Joyce, viel Mies na een paar jaar voor de vijfentwintig jaar oudere dichter Adriaan Roland Holst. De scheiding van Mies haalde, zoals Groeneveld dat zo mooi omschrijft, ‘de Schwung uit het leven van Paul Metz’. Hij begon een handeltje voor zichzelf in tapijten en tinnen spullen, maar het koopmanstalent ontbrak hem blijkbaar, want de winkel werd geen succes. Uit idealisme, aldus zijn familieleden, meldde Paul Metz zich in 1938 aan bij de NSB en hetzelfde idealisme dreef hem ertoe om het bolsjewisme te bestrijden.
Het oorlogsdagboek van Paul Metz laat zich op vele manieren lezen. Het beschrijft de spanningen tussen de Nederlandse vrijwilligers en de Duitse opleiders, de teleurstelling van Metz en zijn lotgenoten in het doel van het Legioen, de zeer geringe invloed van de NSB op het wel en wee van legioen en natuurlijk de frontervaringen van de schrijver. Maar bovenal geeft het dagboek inzicht in Metz’ motieven om aan de kant van de Duitsers te vechten en het laat zien hoe hij daarover gaat denken als de vijand werkelijk in zicht komt.
Hoewel Metz uit idealisme aan de zijde van de nazi’s vocht, maakte hij niet de indruk een antisemiet of een racist te zijn. Over de aankomst van het Legioen in Debica schreef hij op 21 augustus 1941: ‘Wat mij opviel toen wij in het kamp kwamen, waren de Joden, die onder toezicht van een gewapende soldaat aan het werk waren. In lompen gehuld en blootsvoets maak-ten zij een zieligen indruk. […] Om hun arm hadden zij een celluloid band, waarop een groe-ne Davidsster was aangebracht. Iedere Jood moet zoo’n band dragen.’ Op verschillende plaatsen maakte Metz melding van oorlogsmisdaden (hij noemde ze overigens niet zo), zoals het de behandeling van Russische krijgsgevangenen, Duitsers die de lokale bevolking beroven en hen de keel afsnijden en een dronken SS-er die een Russische jongen doodschiet. Hij kreeg straf, ‘maar’, schrijft Metz, ‘dat zal wel min of meer voor de vorm zijn. Binnen korten tijd zal hij wel in volle glorie zijn Kompagnie voorgaan. Gelukkig maar dat alle S.S. mannen zoo niet zijn!’ (13-3-1942)
Metz had ook al snel door dat niet alle Legionairs zich vanwege hoge idealen hebben aangemeld. ‘Het stelletje mensen wat hier in het Legioen bij elkaar is gekomen is een eigenaardig mengsel. Een stelletje boeven, avonturiers, menschen die behoefte hadden aan verandering van lucht en dan de idealisten, waaronder ik mijzelf ook reken.’ (24-8-1941)
Naar mate het front dichterbij komt sloeg bij Paul Metz de twijfel toe over de hele onderneming. In het eerste opleidingskamp vond Metz degenen die terugwilden naar ‘Holland’ maar zeurpieten. ‘Eerst gedaan en dan gedacht, heeft menigeen in zorg gebracht’, schreef hij opgeruimd. (26-8-1941) Maar Metz veranderde. Op 11 januari 1942 ontstond de bekende passage: ‘Wanneer we aan het front komen, moet ik ermede rekening houden, dat ik menschen zal moeten dooden. […] Wanneer ik zal moeten dooden, zou ik mij dat ontzettend aantrekken. Ik ben nu eenmaal geen krijgsman.’ Hoeveel vijanden Paul Metz gedood heeft is onbekend. Hij vervulde zijn plicht als soldaat, totdat een schot in zijn rug hem in het lazaret deed belanden. Het bleek een fatale wond en na drie dagen stierf hij. Metz werd begraven in Krasnoje-Selo.
Metz heeft het nergens met zoveel woorden geschreven, maar hij raakte teleurgesteld in het nationaal-socialisme. De belofte om met een eigen Nederlands Legioen onder Nederlandse leiding tegen het bolsjewisme te vechten bleek een leugen. Vriendschap met zijn Duitse strijdmakkers bestond niet, sterker nog: de Duitsers keken neer op de Nederlandse legionairs. Bovendien viel de oorlog Metz zwaar. De misdaden die de Duitsers pleegden keurde hij af en het daadwerkelijk doden van de vijand, waar hij soms ook oprecht medelijden mee had, stuit-te hem tegen de borst. Ook de zware verliezen van zijn compagnie raakten hem. ‘Tot en met gisterenavond 39 man. En er zullen er nog wel wat bijkomen’, waarna hij vervolgt met een lijst van de 39 gesneuvelde soldaten met doodsoorzaak. (23-6-1942)
Mussertman aan het oostfront is behalve een interessant tijdsdocument ook een goedleesbaar ver-slag van de denkwereld en de belevenissen van een Oostfrontstrijder. Metz komt in zijn dag-boek naar voren als een iemand met een scherp oog voor de wereld om hem heen. Dat hij tegelijkertijd niet blind was voor de keerzijden van zijn keuze om te gaan vechten in het Legi-oen, maakt hem wel sympathiek. Metz was fout, maar niet gitzwart.
Jaap de Haan