Zuid en Noord 175 jaar uit elkaar
Naar aanleiding van de 175-jarige onafhankelijkheid van België verschenen heel wat boeken en organiseerden de steden ‘s-Hertogenbosch en Leuven een aantrekkelijke tentoonstelling.
Bij die tentoonstelling verscheen geen echte catalogus, maar wel een degelijk boek (1), dat heel de opstand en de nawerking ervan behandelt en dat rijkelijk geïllustreerd is met functioneel beeldmateriaal. Bovendien heeft het als voordeel dat zowel een Nederlander, Peter Rietbergen, als een Vlaming, Tom Verschaffel, hun analyse van en kijk op de gebeurtenissen van 1830 en de beleving erna geven.
De naam Broedertwist is ontleend aan de ruzie tussen twee buurvolkeren, die vóór de 80-jarige Oorlog verenigd waren onder de Bourgondiërs en de Habsburgers en die na de Napoleontische oorlogen weer even een eenheid vormden.
Peter Rietbergen opent het verhaal met zijn visie op de periode van de hereniging, 1815-1830 (hier op p. 8 met drukfoutje 1845). Het Congres van Wenen had Noord en Zuid verenigd. Er waren mankementen in de grondwet: het Zuiden kreeg met 3,5 miljoen inwoners evenveel vertegenwoordigers in de Tweede Kamer als het Noorden met 2 miljoen en de bisschoppen in het Zuiden tekenden verzet aan tegen de afschaffing van het statuut van staatsgodsdienst voor het katholicisme. Slechts 527 van de 1604 zuidelijke notabelen keurden de grondwet goed, maar Willem telde de afwezigen en de tegenstemmers omwille van de godsdienst bij de voorstemmers. Door deze ‘arithmétique hollandaise’ kon hij in september 1815 in Brussel de eed op de grondwet afleggen.
Om te beletten dat Frankrijk opnieuw het militair en economisch belangrijke Rijnland zou binnendringen, kreeg Willem het pas gecreëerde Groothertogdom Luxemburg erbij (tot 1890). Vanaf het begin kampte Willem met problemen: het Zuiden was zeer katholiek en zeer klerikaal, de elite sprak Frans (Willem zelf trouwens ook), het gewone volk kende enkel Vlaamse dialecten, die sterk afweken van het ‘Hollands’. De economische verschillen waren groot: het Noorden had kolonies en een dynamische handel, het Zuiden was mede door de sluiting van de Schelde sinds 1585 grotendeels agrarisch geworden.
Willem deed veel voor het Zuiden: hij gaf subsidies aan de industrie, die katoen uit Nederlandse kolonies verwerkte en staal en steenkool produceerde; hij stimuleerde de aanleg van wegen en kanalen. Maar als autocraat botste hij op een andere cultuur: min of meer zelfbestuur, katholiek, aristocratisch, Franstalig. Willem deed symbolische toegevingen: hij gebruikte formules uit een eed van Karel V en liet het Te Deum zingen bij zijn eedaflegging, hij richtte een rijksuniversiteit op in Gent en in Luik, naast de 400 jaar oude katholieke in Leuven en hij bouwde de anti-Franse leeuw van Waterloo.
Maar hij onderschatte het verzet van de Walen en van de Franstalige elite in Brussel en in Vlaanderen tegen het opleggen van het Nederlands als logische eenheidstaal in het bestuur en het protest van de katholieke kerk tegen godsdienstvrijheid voor de protestanten in het Zuiden.
Een verslechterende economie tegen het einde van de jaren ’20, een mislukte oogst en hongersnood, een oproer na een opera en een gewijzigde houding van Engeland, dat in Frankrijk minder gevaar en minder concurrentie zag dan in Nederland, leidden tot de opstand van augustus 1830.
Een compromisvoorstel van het Zuiden om een administratieve scheiding in te voeren onder eenzelfde vorst, werd door Willem verworpen. De revolutie kwam in een stroomversnelling en Willem stuurde een leger naar Brussel (september 1830). De gevechten veroorzaakten enkele honderden doden. Ze werden begraven op het later naar hen genoemde Martelarenplein.
Ook Nederland had zijn helden en martelaren: Chassé hoorde bij de eerste, Van Speijk bij de tweede groep.
Op 4 oktober 1830 riep een voorlopige regering de onafhankelijkheid uit. De erkenning door het buitenland verliep in fasen: op 20 december 1830 riep de conferentie van Londen de ‘toekomstige’ onafhankelijkheid uit. Op 21 juli 1831 legde Leopold I de eed af als koning. In augustus 1831 deed een Nederlands leger een laatste en vruchteloze poging om België te heroveren. Pas in 1839 legde Willem zich bij de toestand neer en werd in Londen het scheidingsverdrag getekend (toen nog in het Frans).
De herdenking van de revolutie en de huldiging van helden zoals Chassé en Van Speyk door schrijvers en kunstenaars begon al in 1831 en meer in het Noorden dan in het Zuiden. Schilderijen, standbeelden, monumenten en verzamelingen van militaria tonen dit aan. Er kwam een monument op de Dam en op het Brusselse Martelarenplein.
Na 1839 verbeterden de relaties tussen Nederland en België en hiervoor werd zelfs de tekst van het Belgisch volkslied aangepast.
De geschiedschrijving van de scheiding begon rond 1847. Klinkende namen als Fruin, Blok, Colenbrander, Huizinga, Geyl, Gerretson, Colenbrander, Pirenne, Bologne, Conscience, Lamberty passeren de revue: zowel Klein-Nederlanders als Groot-Nederlanders, socialistische en Vlaamsgezinde.
De Waalse toe-eigening van de revolutie werd bestendigd door 27 september (1830) als Waalse nationale feestdag te nemen. Verschaffel zegt: de laatste zondag van september, maar ze vieren hem wijselijk op een vrije werkdag, terwijl de Vlaamse feestdag (11 juli, 1302) nog grotendeels een werkdag is.
Deel IV gaat over de diverse elementen die bijdragen tot de natievorming en de eendracht van het land. In dit cultuurhistorisch hoofdstuk is de romantiek nooit ver weg. In Nederland overheerst trots op een rijk verleden, dat begint met Germanen en Bataven, in België een mengeling van fierheid en tegelijk een minderwaardigheidsgevoel om zoveel vreemde overheersers.
Hier zien we ook interne verdeeldheid: Franstaligen en Vlamingen bekeken en bekijken de splitsing met andere gevoelens. Dit leidde al in 1912 tot de fameuze uitspraak van de Waalse socialist Jules Destrée: ‘Sire, il n’y a pas de Belges’.
Dit boek is rijkelijk en functioneel geïllustreerd met beeldmateriaal dat de betekenis van veel monumenten in België en Nederland uitlegt; je moet soms wel even terug of vooruit bladeren om de afbeelding bij de tekst te zien.
Wie nog veel meer beeldmateriaal, statistieken en kaarten wenst, over heel de periode van 1830 tot 2005, kan terecht bij Reynebeau, De geschiedenis van België in woord en beeld (2).
Het boek van Rietbergen en Verschaffel leest aangenaam.
Bij de artikelen ontbreekt de naam van de auteur: die vind je bij de inhoud vooraan. In de bibliografie mis ik een recentere versie van Luykx-Platel (1985) en van Witte (2005) en de Nieuwe Geschiedenis van België (2005). Het boek heeft een handig personenregister, maar mist een kaart met de plaatsnamen die aan bod komen.
Van alle publicaties over 1830 is dit wellicht de enige waarin zowel de visie van het Noorden als die van het Zuiden evenwichtig aan bod komen.
Jef Abbeel