In 2005 werd de 175e verjaardag van België herdacht met allerlei tentoonstellingen, plechtigheden en publicaties. Het boek van Reynebeau is een bewerking van aparte deeltjes die bij ‘De Standaard’ verschenen. Het verschilt van de andere doordat het slechts even over de revolutie van 1830 gaat en nog meer door zijn veelzijdigheid. Het biedt namelijk een aanschouwelijk panorama van die 175 jaar en heel in het kort ook van de eeuwen daarvoor. Het begint bij de oudste ‘Belgen’, die door Caesar de dappersten van alle Galliërs genoemd werden, een uitspraak waarvoor we hem zeer dankbaar zijn. Aan Caesar hebben we ook de naam ‘België’ te danken.
Reynebeau geeft een summier overzicht van de eeuwen voor 1830 en besteedt daarbij veel aandacht aan het rijke culturele leven. Prenten, tijdlijnen, kaarten, grafieken, tabellen en originele documenten brengen cultuur, welvaart en armoede in beeld.
En dat geldt zowel voor het verre als dichtbije verleden.
Alle belangrijke gebeurtenissen uit politiek, economie, maatschappij, cultuur, wetenschap, mode en trends komen aan bod.
Vanaf 1830 komen er meer foto’s bij van de protagonisten en van de voornaamste evenementen. De auteur legt heel concreet uit hoe en aan wie het stemrecht in de 19e eeuw toegekend werd, hoe de staat aan geld kwam, hoe de economie functioneerde in steden en op het platteland.
Hij is ook sterk in anekdotes en weetjes. Die gaan zowel over prominente Belgen uit politiek, cultuur, wetenschap, economie, als over sporters, uitvinders, uitvindingen, hobby’s, geliefde producten of lekkernijen.
Bij die personen horen een vrouwelijke arts in 1879 en een uitvinder van de BMI uit dezelfde tijd, dus lang voor de slankheidsrage van de laatste dertig jaar. Damiaan, die samen met Brel de titel van grootste Belg kreeg, ontbreekt. Idem voor medicijnenuitvinder Paul Janssen. De koningen krijgen wel hun portret, doorspekt met soms pittig commentaar van de auteur.
Hij geeft trouwens onomwonden zijn mening over mensen en gebeurtenissen die gevoelig liggen, over ideologische kwesties zoals de schoolstrijd, over de sociale en Vlaamse strijd, het activisme in de 1e W.O., de collaboratie, repressie en zuiveringen in en na de 2e W.O., de koningskwestie, het hoofdstuk Congo, de verdoken bemoeienissen van koning Boudewijn met het politieke en maatschappelijke leven en de staatshervormingen. Reynebeau zorgt er zo wel voor dat de lezer op zijn minst gezegd alert blijft. Tegelijk komt de ‘kijker’ ook ruimschoots aan zijn trekken met het overvloedige beeldenarchief.
Soms mis je een kleine schakel. Bij Jakob Kats vergeet hij te verwijzen naar zijn Nederlandse naamgenoot Jacob Cats, die ook vader Cats genoemd werd. Bij de eerste spoorwegen krijgen we een kaartje van 1835-1848, maar niet van de sterke toename in de tweede helft van de 19e eeuw. We vinden (in een andere context) ook maar één zinnetje over de rol van Belgen bij de aanleg van spoorwegen in Rusland, China, Egypte, Latijns-Amerika.
Bij Adolphe Quetelet ontbreekt de vermelding dat hij de grondlegger was van de moderne statistiek en van de Quetelet-index, die tegenwoordig beter bekend is onder de Engelse naam BMI. Bij de schooloorlog stipt de schrijver aan dat het katholieke net kwantitatief nog altijd het belangrijkste van het land is, maar hij waagt het niet te zeggen dat dit ook zo is op kwalitatief gebied. Gent, de stad van de auteur, komt uitgebreid aan bod, meer dan Brussel of Antwerpen.
Dit boek verschilt dus grondig van de Nieuwe geschiedenis van België (Els Witte e.a.) of van de Politieke geschiedenis van België (Luykx-Platel of Els Witte e.a.), die meer op een select publiek mikken, doordat Reynebeau zich minder afstandelijk toont en door zijn veel gevarieerder aanbod aan documenten en foto’s, waardoor ook het gewone publiek kan meekijken en meelezen. De ondertitel ‘in woord en beeld’ klopt volledig.
Het boek mist onderlinge referenties: bij een artikel over Francqui op p. 134 wordt niet verwezen naar een ander op p. 171. Het heeft een personenregister, maar helaas geen zakenregister. Het is stevig gekaft en zeer aantrekkelijk gepresenteerd.
Nog een paar details: progressisme (p. 79) en epuratie (p. 220) zijn geen Nederlandse woorden, vredesdivident (p. 276) is een drukfout. In de bibliografie staat niet de recentste versie van de Politieke geschiedenis van België van Witte (2005).
Jef Abbeel