Maria van Hongarije, geboren Maria van Habsburg en zus van Karel V, was van 1531 tot 1555 regentes van de Nederlanden. Kerkhoff vertelt ons in dit als proefschrift verdedigde boek over haar leven en haar persoonlijkheid. Maria had zich ontwikkeld tot een sterke intelligente vrouw, die zich staande moest houden in een mannenwereld. Ondanks haar functie kon zij zich zonder toestemming van de mannen in haar omgeving nauwelijks bewegen, zowel letterlijk (reizen), als figuurlijk (beslissingsbevoegdheid). Opgemerkt dient dat zij zich daar niet altijd aan hield. Zelf zei ze niet geschikt te zijn voor haar ambt en ervoer het als een ‘corde au col’ omdat zij als vrouw noch gevreesd noch gerespecteerd werd. Gedurende haar hele regentschap heeft zij dan ook meermaals verzocht een vervanger te zoeken.
In de vier hoofdstukken ligt de nadruk op haar hofhouding. Telkens worden het functioneren, de structuur en de financiën van de hofhouding in de verschillende residenties van Maria in al hun facetten apart beschreven. Dit geeft het boek soms een opsommend karakter maar dit wordt afgewisseld met de achtergronden en de ontwikkelingen in Maria’s leven.
Na haar jeugd in Mechelen beschikt zij al jong over een eigen hofhouding in Wenen. Doordat haar grootvader keizer Maximiliaan I al in 1506 een huwelijk had gearrangeerd met de Hongaarse koning Vladislav voor diens (nog ongeboren) zoon Lodewijk II, leeft zij hier samen met Anna, haar toekomstige schoonzus. De hofregisters maken onderscheid tussen ordinarii, hovelingen in vaste dienst, en extra-ordinarii die op afroep aan het hof verbonden zijn. In 1520 vertrekt Maria naar Boeda, waar zij in 1522 in het huwelijk treedt met Lodewijk II van Hongarije. Als koningin van Hongarije en Bohemen bevallen het renaissancepaleis en de prachtige buitenverblijven in Boeda, na haar sobere residenties in Mechelen en Wenen, haar goed. Later zal zij ook in de Nederlanden kiezen voor het rijk gedecoreerde Brusselse paleis. Maria zorgt voor een bloeiend hofleven. Het huwelijk duurt echter maar kort doordat Lodewijk in de strijd met de Turken al in 1528 sneuvelt. Nadat Margaretha van Oostenrijk in 1530 is komen te overlijden, wordt Maria naar de Nederlanden ontboden. Hier treft zij een scheiding van hof en staat, waarbij de dagelijkse hoforganisatie is opgedeeld in verschillende afdelingen, een typisch Habsburgs-Bourgondische structuur die we later ook in Spanje aantreffen.
Hoffeesten hadden een politiek en religieus karakter. Het vastomlijnde programma van het Bourgondische hof stond model voor heel Europa voor wat betreft ceremonieel en etiquette. Kerkhoff bespreekt een aantal hoffeesten waaronder de dubbele bruiloft van Maria van Habsburg en Lodewijk van Hongarije en van Anna van Hongarije met Ferdinand van Habsburg in 1522; verder ook de abdicatie van Karel V en Maria in 1555. Ook rond het diner bestonden strakke protocollen, vastgelegd in hofordonnanties over tafelschikking, wat er gegeten en gedronken werd, welke serviezen men gebruikte etc. Een belangrijk onderdeel van de hofcultuur was de jacht, een favoriete bezigheid van Maria, die wel de ‘mannelijke jageres’ werd genoemd, omdat ze in rijzit, niet in dameszit, op haar paard zat. Ook dit ging gepaard met een strak ceremonieel en diende als representatie van de vorstelijke macht. Natuurlijk was de voedselvoorziening ook een belangrijke beweegreden.
Naast de jacht hield Maria zich graag bezig met muziek en kunst. De Brusselse hofkapel behoorde in die tijd tot de beste van Europa en beschreven wordt hoe deze was samengesteld. De aanzienlijke kunstcollectie van het Habsburgse hof duidt op een actief mecenaat. Niet alleen vele portretten maar ook blijde inkomsten, triomftochten en andere bijzondere gebeurtenissen werden in opdracht vastgelegd. Maria’s voorkeur ging uit naar de renaissancekunst van bijvoorbeeld Titiaan, maar ook de Vlaamse Primitieven als Jan van Eijck en Rogier van der Weijden waren in haar collectie vertegenwoordigd. Verder had zij een voorliefde voor gobelins. Maria’s uitzonderlijke collectie maakte Brussel tot één van de belangrijkste cultuurcentra van Europa.
Al met al een interessant boek, dat een goed beeld geeft van de verhoudingen binnen het hof, de dagelijkse gang van zaken en de strakke regels waaraan dit vaak gebonden was. Een kanttekening wil ik toch wel plaatsen. Achterin het boek bevinden zich de bijlagen, die maar liefst vijfenzeventig bladzijden beslaan en waarvan het merendeel in oud-Duits en oud-Frans is geschreven. Deze dienen als bewijsmateriaal bij het proefschrift dat Jacqueline Kerkhoff in 2005 verdedigde aan de Vrije Universiteit van Amsterdam en hoeven niet door iedereen te worden gelezen.
Trefwoorden; Maria van Hongarije, Nederlanden, 16de eeuw, hofcultuur, Brussel, Wenen, Habsburgers, Bourgondische hof