‘Nil realis est’ in Uruzgan. De opmerking ‘Niets is wat het lijkt’ geeft min of meer de rode draad weer in het boek Taskforce Uruzgan. Op zoek naar het recht van Gijs Scholtens.
De opmerking is een citaat uit zijn afscheidstoespraak op 13 mei 2007 na honderd dagen als functioneel specialist juridische zaken van het PRT (Provinciaal Reconstructie Team) van de Taskforce Uruzgan werkzaam te zijn geweest.
De advocaat in ruste werkte tussen 7 februari en 15 mei 2007 als CIMIC (Civil Military Cooperation) reserve majoor juridisch advies in Kamp Holland, Tarin Kowt, om het Afghaanse rechtssysteem in kaart te brengen en aanbevelingen te doen tot verbetering.
Het boek bestaat uit een inleidend deel over de geschiedenis van Afghanistan en een uiteenzetting over de organisatie van de wederopbouw in het land. Zogenaamde egodocumenten - wekelijkse e-mails aan familie, vrienden en geïnteresseerden - vormen het tweede en grootste deel van het boek. Zij geven de wekelijkse belevenissen weer van een opbouwwerker in Uruzgan.
‘Nil realis est’, Afghanistan een land met grote tegenstellingen. Voordat Scholtens werd uitgezonden, moest hij een hittekeuring doorstaan. Toen hij eenmaal ter plaatse uit het vliegtuig stapte, het vroor echter en lag er sneeuw. Maar in zijn legerplaats Tarin Kowt liepen de temperaturen op tot 50 graden in de zon en 35 graden in de schaduw.
De reservemajoor diende de Afghanen van juridisch advies te voorzien. Als adviseur kon hij echter alleen onder zware beveiliging het kamp verlaten en was verplicht wapen, helm en scherfvest van tien kilo te dragen. Was het dat waard? Volgens de auteur wel: zonder rule of law geen stabiliteit en veiligheid. De Nederlandse aanwezigheid ondersteunt Gijs Scholtens met een volmondig ja. Het boek is dan ook opgedragen aan al onze mannen en vrouwen in Uruzgan, nu en in de afgelopen perioden.
Vanwege het grote aantal militaire afkortingen – naast PRT en CIMIC nog vele andere – is de tekst soms lastig te volgen. Het lezen vergt een regelmatig terugbladeren. Gijs Scholtens geeft zelf ook aan dat hij die lastig vond in zijn dagelijkse werkzaamheden; hij maakte daar in een andere toespraak naar de militaire organisatie ook een opmerking over.
Slordig zijn het aantal spelfouten. Aan wie dat ligt is niet duidelijk. Wanneer je echter een vergelijking maakt met andere uitgaven van Uitgeverij Aspekt kun ik niet anders constateren dan dat een interne zaak van de uitgever is.
Lovenswaardig is het grote aantal foto’s, waarvan een groot aantal zelfs in kleur.
Kortom, het is een interessant boek wanneer men geïnteresseerd is in de Nederlandse aanwezigheid in Afghanistan of hoe het is om te werken als ‘opbouwwerker’ in een conflictgebied.
Vanuit het gezichtspunt van een historicus kan zo’n boek wel eens lastig zijn om te beoordelen, het is immers te recent. Misschien dat het boek in toekomst belangrijker wordt, wanneer Nederland niet meer aanwezig is in Afghanistan, archieven open gaan, veel meer informatie beschikbaar is en historici over de Nederlandse aanwezigheid in Afghanistan kunnen gaan oordelen.
Hans Buurman
Deze recensie verscheen ook eerder in de Nieuwsbrief van de Stichting Vrienden van het Legermuseum