In de 19e eeuw kwam onder invloed van de romantiek het genre van de historische roman tot bloei. De verhalen in deze romans waren gebaseerd op een historische gebeurtenis of op historische figuren. De mate van historische betrouwbaarheid wisselde en niet zelden betekende het een idealisering van het verleden. Een bekende auteur van dit genre, die veel schrijvers binnen en buiten Engeland heeft geïnspireerd, was de Schot Walter Scott. In zijn boek Ivanhoe beschrijft hij de strijd tussen Angelsaksen en Normandiërs aan het einde van de 12de eeuw. Maar ook het Nederlandse taalgebied kende vertegenwoordigers van dit genre; J. van Lennep (o.a. De roos van Dekama (1836)) en A.L.G. Bosboom-Toussaint (o.a. De Delftsche wonderdokter (1870)) waren in de 19e eeuw veel gelezen schrijvers van de historische roman.
In de boeken van Bosboom-Toussaint waren de karakters uitgewerkt en een christelijke geoofsovertuiging klonk door in haar werk. Naast deze bekende literaire beoefenaars van het genre, waren er in de 19de en begin 20ste eeuw talloze andere auteurs actief als schrijver van historische romans voor volwassenen en voor kinderen. Veel van deze romans hadden een protestants-christelijk karakter en de auteurs hadden opmerkelijk vaak een achtergrond als schoolmeester of dominee. De thema’s van de publicaties betroffen voornamelijk de Tachtigjarige oorlog, de Gouden eeuw, de Boerenoorlog of de kerkgeschiedenis. Het werk van de meeste schrijvers is geheel in de vergetelheid geraakt; het taalgebruik en het vaak overmatige moralisme maken hen onleesbaar voor moderne belangstellenden.
Het leven en werk van auteurs van deze populaire geschiedschrijving staan centraal in de bundel De geschiedenis aan het volk verteld. De tien bijdragen waren oorspronkelijk voordrachten die in de afgelopen jaren zijn gehouden voor het Gezelschap van Christelijke Historici in Nederland. De bijdragen worden vooraf gegaan door een verantwoording, geschreven door G.J. Schutte, emeritus hoogleraar Geschiedenis aan de Vrije Universiteit, die zelf ook een bijdrage voor zijn rekening heeft genomen, getiteld: `P.J. Kloppers (1848-1912). Volksopvoeding in christelijk-nationale zin’(p.105-120). In de verantwoording, die eigenlijk meer een inleiding is, laat Schutte zien hoe begin 19e eeuw, na de eenwording van het Koninkrijk der Nederlanden, van overheidswege de nationale eenheid werd bevorderd door invoering van nationale feestdagen en symbolen. De geschiedenis speelde hierin een belangrijke rol.
Het vernieuwde onderwijssysteem en de kerken hadden behoefte aan leesmateriaal. De opvoedende waarde van voorbeeldfiguren in de geschiedenis werd alom erkend. De opkomst van een door school, kerk en genootschappen gestimuleerde leescultuur maakte dat er voor drukkers een markt kwam voor grote oplagen. Uitgevers gingen ook actief schrijvers werven, die dikwijls uit de onderwijswereld afkomstig waren. Onderwijzers waren niet afkerig van een financiële aanvulling op hun beperkte salaris. In de loop van de 19e eeuw, gaat dit steeds meer, zoals veel in de maatschappij, via verzuilde lijnen lopen en krijgt elk volksdeel zijn eigen geschiedbeeld. De invloed van deze lectuur op brede lagen van de bevolking is, hoewel slecht te meten, enorm geweest.
Van de schrijvers die in de bundel behandeld worden, hadden B. Glasius, G.D.J. Schotel, E.J. Diest Lorgion en S.D. van Veen een achtergrond als dominee of theoloog. P.J. Kloppers, W.G. van de Hulst en P. de Zeeuw hadden een achtergrond als schoolmeester. Eén schrijver (L. Penning) had een journalistieke achtergrond. Twee bijdragen wijken af van de overige bijdragen: `Historische werkelijkheid en verlossingsidee. Vaderlandse geschiedenis in de Leicester-cyclus van mevrouw Bosboom-Toussaint’ van de hand van O.W. Dubois (p.63-77) en `Nicolaas Beets (1814-1903) en de historische roman’ geschreven door J. de Gier (p.91-103). Nicolaas Beets heeft zelf geen historische romans geschreven en het artikel gaat dan ook alleen over hem als bewonderaar van Walter Scott, als criticus van de historische roman en als stimulator van mevrouw Bosboom-Toussaint. Geertruida Bosboom-Toussaint heeft weliswaar wel verschillende historische romans geschreven, maar wijkt af van de andere besproken auteurs doordat haar werk als primair literair bestempeld wordt. Deze laatste bijdrage is overigens geheel anders van opzet; op het leven van Bosboom-Toussaint wordt niet ingegaan en in het artikel worden voornamelijk de Leicester-romans geanalyseerd.
Hoewel de verschillende bijdragen allemaal interessant zijn om te lezen en goed zijn verzorgd en alle artikelen zorgvuldig van noten zijn voorzien, mist de bundel een duidelijke focus. De wijze waarop de verschillende auteurs “hun” schrijver behandelen, loopt sterk uiteen, niet verbazend gezien de verschillende achtergronden van de auteurs van de bijdragen (historici, neerlandici en theologen). Bijvoorbeeld in de bijdrage van A.J. Veltman-van den Bos, `De meester vertelt. W.G. van de Hulst nader bekeken’ (p.161-175) gaat de auteur uitgebreid in op Van de Hulst als pedagoog, als verteller en als spreker, maar wordt niet speciaal ingegaan op zijn kwaliteiten als schrijver van een historisch verhaal.
In het artikel van H. van ’t Veld over de schrijver P. de Zeeuw (`Opdat helden verre naneven bezielen….. Pieter de Zeeuw JGzn (1890-1968)’, p.177-198) wordt wel specifiek ingegaan op de historische werken van De Zeeuw. Systematisch wordt behandeld welk beeld er van de geschiedenis gegeven wordt en van welke bronnen en literatuur De Zeeuw gebruik heeft gemaakt en wat de drijfveer voor het schrijven is geweest (het bekostigen van de studies van zijn zoons!). Overigens blinkt dit artikel uit in overzichtelijkheid: Van ’t Veld heeft de moeite genomen om in een tabel de publicaties in categorieën onder te verdelen, geen overbodige luxe bij een totaal oeuvre van 245 publicaties, waarvan 155 in de categorie historie!
Schutte heeft in de verantwoording overzichtelijk de context aangegeven waarin de populaire protestants-christelijke geschiedwerken tot stand kwamen, maar het zou de samenhang van de bundel ten goede zijn gekomen als de auteurs op meer eenvormige wijze hun schrijver behandeld zouden hebben. Algemene vraagstellingen hadden daarbij als leidraad kunnen dienen, zoals: hoe kwam de auteur aan zijn historische kennis, welke bronnen worden gebruikt, kloppen de grote lijnen van het historische verhaal et cetera.
Biene Meijerman
Trefwoorden: Nederland, 19e eeuw, 20e eeuw, Geschiedschrijving, Protestants-christelijk volksdeel, Historische roman