Van stad en buitenie
Een institutionele studie van rechtspraak en bestuur in Weert 1568-1795
J.F.A. Wassink
363 pp, € 35,-
isbn/issn: 90-6550-850-3
Maaslandse monografieën 68. geïll.

Van stad en buitenie

(recensie: Aron de Vries)

 In 2004 promoveerde Jos Wassink aan de Radboud Universiteit Nijmegen. We mogen ons erover verheugen dat dit proefschrift nu in een handelseditie verschenen is. Wassink schetst hierin de bestuurlijke ontwikkeling van Weert en het omliggende platteland, de Buitenie. Hoewel we met lokale geschiedschrijving te maken hebben, sluit de auteur aan bij belangrijke thema’s als staatsvorming en modernisering. Het boek is een aanrader voor iedereen die in de bestuurlijke ontwikkeling van lokale gemeenschappen tijdens het ancien régime geïnteresseerd is.

De auteur onderzoekt de krachten die meespelen op het veld van de staatsvorming. Hij onderscheidt hierin staatsvorming van bovenaf en van onderop. Van bovenaf ging het om gewestelijke en centrale bestuurders en bestuursinstellingen als de gouverneur, het Hof te Roermond, de landrentmeester-generaal en de Rekenkamer. Deze staatsvorming leidde tot een uitholling van de lokale autonomie. Hierbij sluit de auteur aan bij theorieën over staatsvorming van Norbert Elias en Max Weber. De staatsvorming van onderop werd gerepresenteerd door de communale elementen. Hierbij betrekt Wassink de theorie van de Duitse historicus Peter Blickle over het communalisme, waarin de gemeente (Gemeinde) centraal staat. Daartoe behoorden ook de ambachtsgilden en andere corporaties in de stad. Wassink concludeert echter dat er ook nog een derde partij meespeelde, de heren en vrouwen van Weert. Zij vertegenwoordigden een feodaal element, dat zich actief tegen de uitholling van de lokale autonomie verzette.

De auteur laat in deze studie zien, dat hij zeer goed in de bronnen thuis is. Niet verwonderlijk als men beseft dat Wassink de gemeentearchivaris van Weert is. Men moet in deze studie echter geen mooie, sappige anekdotes verwachten. Wassink schrijft in een sobere, ingetogen stijl. Natuurlijk komen soms lokale gebeurtenissen aan bod, maar deze staan volledig in dienst van het verhaal dat de auteur wil vertellen. Interessant is dat hij zowel het lokale bestuur als de rechtspraak door de schepenbank bespreekt. In veel andere studies, bijvoorbeeld van J.C.N. Raadschelders, Plaatselijke bestuurlijke ontwikkelingen 1600-1980. Een historisch-bestuurskundig onderzoek in vier Noordhollandse gemeenten (Leiden 1990) komt de rechtspraak nauwelijks voor. Vóór 1811 vond geen scheiding der machten plaats en dus is het belangrijk om de rechtspraak te zien als een taak van de lokale overheid.

Nauwgezet worden de verschillende bestuurscolleges en hun functionarissen beschreven. Het is jammer dat de auteur weinig zegt over documentatie-processen zoals archiefvorming. Zeker van een archivaris had je dat verwacht. Niettemin is het een boeiende studie, die vooral een gedegen indruk maakt.

Aron de Vries