The Dutch and their gods
Secularization and transformation of religion in the Netherlands since 1950
Erik Sengers (ed.)
207 pp, € 21
isbn/issn: 90-6550-867-8

The Dutch and their gods

(recensie: Gijs Boon)

 De auteurs van de publicatie The Dutch and their gods schetsen voor een internationaal lezerspubliek de religiositeit van de Nederlander vanaf de vijftiger jaren van de twintigste eeuw. Het boek is de neerslag van een in 2004 gehouden symposium aan de Vrije Universiteit, geïnitieerd door het Research Centre Religion and Society. 
Het boek bestaat uit drie delen. In het eerste deel gaan twee auteurs in op de vraag of er van secularisatie of transformatie sprake is. Een derde auteur levert in deze de empirische data. Het tweede deel handelt over de veranderingen van religieuze praktijken: in de liturgie en rituelen, de intellectuele bagage van hervormde predikanten en het werken aan religieuze ‘verdienste’. Het derde en laatste deel verhaalt van nieuwe vormen van religiositeit: christelijke introductiecursussen, de Evangelische Beweging en New Age.

Secularisering wordt veelal opgevat als het verdwijnen van religie uit de werkelijkheid. Religie is de erkenning (in gedachte, woord en/of daad) van het bestaan van een andere wereld dan deze wereld, die op een of andere manier een beroep op ons doet. Of is de secularisering passé en past desecularisatie, de terugkeer van de religie, meer in deze tijd? Gezien de aandacht in politiek en media voor godsdienst in het algemeen en de islam in het bijzonder, lijkt de godsdienst sterk terug te komen. J.C. Kennedy ( pp. 27-42) betoogt in zijn artikel dat het voorkeur verdient om te spreken van transformatie. Hij ziet geen verdergaande afname van de relevantie en de verminderde participatie aan religie, wel veranderingen (transformaties). A. van Harskamp (pp. 43-57) betoogt daarentegen dat de secularisatie doorgaat. De betekenis van religie voor individu en maatschappij neemt af. Beide standpunten worden met argumenten onderbouwd, en in het artikel van J. Becker (pp. 59-71) wordt met empirisch verkregen data gepoogd helderheid te verschaffen. Becker betoogt dat veel kerkleden los verbonden zijn met kerk en geloof. Een verdere afname van het aantal kerkleden ligt in de lijn der verwachting. De daling van het aantal kerkleden zegt echter niets, in ieder geval niet alles, over de aanwezigheid of de afwezigheid van religieuze overtuigingen en praktijken.

In het tweede deel schetst P. Post (pp. 75-99) de liturgische en rituele veranderingen die als reactie op de veranderende samenleving zijn ingevoerd. Hij onderscheidt daarbij wat in parochies en buiten parochies gebeurt en verder wat in een algemene context plaatsvindt. De parochiële liturgie is helder, daarbuiten valt te denken aan hetgeen er gebeurt in ziekenhuizen, gevangenissen en dergelijke. De laatste categorie, de algemene context, is zeer uiteenlopend: de kerkdiensten op de televisie, bedevaarten naar Dokkum en Santiago de Compostella, Taizé, de immigrantenkerken in de garageboxen van de Bijlmer, het fenomeen van stiltecentra en de revitalisering van de processie in Laren (NH). Hij wijst tevens op het gebrek aan aandacht die deze tegenbeweging in de vorm van liturgische vernieuwing krijgt. D.J. Bos (pp. 101-124) verhaalt in zijn bijdrage hoe gaandeweg de meeste hervormde predikanten de nodige psychologische handbagage voor hun pastorale taken meekregen. Fascinerend is de relatie tussen specifieke theologische opvattingen, als die van Karl Barth, en het wel of niet accepteren van psychologische kennis en vaardigheden in het pastoraat. De bijdrage van K. van Nieuwkerk (pp. 125-140) stelt het begrip ajr, het verwerven van religieuze verdiensten, binnen de kring van de Marokkaanse vrouwen centraal. Zo worden er tijdens de ramadan soep en zoete lekkernijen gebracht naar de Pauluskerk in Rotterdam voor de daklozen, verslaafden en illegalen. Het bezoeken van zieken en verwanten, meer in het algemeen nog het vrijmaken van tijd voor de ander, valt eveneens onder ajr. Nieuwkerk heeft verder onderzocht welke veranderingen deze geloofsvoorstellingen en juist de daadwerkelijke realisatie ervan door de migratie ondergaan hebben.
E. Sengers (pp. 143-162) bespreekt in het derde deel de introductie-cursussen die verschillende kerken over het christendom en het geloof verzorgen. Opmerkelijk is het gegeven dat de deelname aan deze cursussen in Zuid-Holland relatief hoog is. P.R. Boersema (pp. 163-179) schildert de diversiteit van de evangelische beweging in Nederland, die Amerikaanse, Scandinavische en Duitse wortels heeft. De evangelische beweging heeft de transcendente God meer immanent gemaakt. Jezus leeft en woont in het hart van de christen, is hier een verwoording van. Het laatste artikel beschrijft de (op)komst van new age hier te lande. New age is een containerbegrip, alles kan er onder vallen. Yoga, mandala-tekenen, boeddhisme, esoterie etc., kortom een ‘pick- and mix religion’ (p.183) of onvriendelijk geformuleerd door bepaalde onderzoekers, een vorm van kleptomanie! S. Aupers (pp.181-201) plaatst new age met W. Hanegraaff in de lijn van de esoterie die met Marsilio Ficino in de vijftiende eeuw een aanvang nam. Alle tradities zijn even waardevol en zoeken het/die Ene en zo kan new age alles omvatten, ook ideeën uit het Verre Oosten. Inspiratie heeft new age eveneens in de tegencultuur uit de jaren zestig gevonden. De tegencultuur had een eigen maatschappij-opvatting, te weten een anti-kapitalistische visie. New age heeft dit gaandeweg losgelaten en voor specifieke groepen is succesvol zijn gelijk aan spiritueel zijn. Het bedrijfsleven heeft ontdekt dat soft hard is. Eerder werden de lichaamskracht(en) van de werknemers ingezet en door de werkgevers gebruikt. Nu worden daarbij ook de emoties bespeeld en ingezet om goede resultaten te bereiken. A. Hochschild verwoordde dit inzicht al in zijn publicatie The Managed Heart uit 1983.

Enkele artikelen zijn bewerkingen van recent verschenen proefschriften voor een breder publiek, andere artikelen zijn vermoedelijk voor het symposium uitgewerkt. De weegschaal met de woorden ‘secularisatie’ en ‘transformatie’, neigt voor mij meer naar de kant van ‘transformatie’ na de verschillende bijdragen te hebben gelezen. Het geheel is zeer lezenswaardig en bijzonder informatief en nodigt uit tot verdere lectuur.



Gijsbert A.C. Boon

 

Trefwoorden:
Religie, secularisatie, 1950-2000, Nederland, New Age, Esoterie