‘Akten van dingtalen, clausule van authorisatie en insinuatie, exceptie peremptoire, namptissement, subreptie’: een kleine greep uit het 135 termen tellende glossarium dat het boekwerkje over de Hoge Raad besluit. Hoge Raad van Holland, Zeeland en West-Friesland is het vijfde deel uit de serie Procesgidsen, een initiatief van de Stichting tot uitgaaf der bronnen van het Oud-Vaderlandse Recht. Het presenteren en inzichtelijk maken van oud-rechterlijke bronnen is geen onverdienstelijke zaak. Een ongespecialiseerde onderzoeker raakt namelijk makkelijk in de archiefstukken de weg kwijt. Niet alleen is de ambtelijke taal van een aantal eeuwen geleden op zijn zachtst gezegd nogal taai, maar ook kan onbekendheid met de procedures de onderzoeker in de weg zitten. De auteurs van de Hoge Raad maken op een duidelijke en beknopte manier begrijpelijk hoe het gerechtshof zaken behandelde en leren de lezer zich een weg door het materiaal te banen.
De Hoge Raad werd in 1582 op initiatief van de Staten van Holland opgericht. Het was de bedoeling dat de raad als vervanger van de Grote Raad optrad. Dit interprovinciaal gerechtshof zetelde in Mechelen, maar was door de Opstand voor de Noordelijke Nederlanden onbereikbaar geworden. Nadat de koning was afgezworen en de Staten-Generaal het initiatief hadden goedgekeurd, hield de Hoge Raad op 13 februari 1582 zijn eerste officiële rechtsdag in Den Haag. West-Friesland maakte direct deel uit van de raad, de provincie Zeeland volgde vier jaar later. Andere gewesten sloten zich niet aan, waardoor de Hoge Raad niet helemaal in de voetsporen van de Grote Raad trad. De laatste was immers een gerechtshof dat gedragen werd door de gehele Generaliteit.
Bewoners van een van de drie genoemde provincies konden op vier niveaus hun recht halen: bij de lage jurisdicties zoals het dorpsgerecht en de hoge jurisdicties zoals de schepenbank. Boven de hoge jurisdictie stond het Hof van Holland, Zeeland en West-Friesland. Wanneer de partijen hier niet tot overeenstemming kwamen, dan konden zij bij de Hoge Raad beroep aantekenen. Deze behandelde niet alleen zaken in hoger beroep, maar nam ook nieuwe zaken aan (zaken in eerste aanleg). Afhankelijk van de status van de persoon en de inhoud kon een zaak bij de Hoge Raad aanhangig worden gemaakt. De raad bestond uit tien vaste raadsleden, een president en ambtelijk personeel zoals griffiers en deurwaarders. Per zaak werden enkele raadsleden aangewezen die het proces uitvoerden. Een rapporteur bracht verslag uit en uiteindelijk boog het gehele college zich over het vonnis.
De auteurs stellen twee zaken als voorbeeld: een zaak in eerste aanleg over het pachten van een gebied van duinen en jachtterreinen en een tweede zaak in hoger beroep over het vereffenen van schulden. De zaken worden stap voor stap gereconstrueerd: van de eerste actie van de eiser, het aannemen van de zaak door de Hoge Raad, de opeenvolgende handelingen van eiser, gedaagde en Hoge Raad en ten slotte het vonnis. De reconstructie beperkt zich trouwens niet tot de voorbeelden. In elke willekeurige zaak waren immers verschillende ontwikkelingen mogelijk. Ook die andere mogelijke richtingen worden binnen de voorbeelden besproken. Zo komt de lezer ook te weten wat er gebeurde wanneer een van de partijen niet kwam opdagen en welke antwoorden er mogelijk waren op een eis. Er wordt dus een compleet beeld geschapen. Alle stappen worden ook nog samengevat in een schema. Bovendien hebben de auteurs de moeite genomen om veel passages uit de processen te transcriberen en vervolgens uit te leggen wat er eigenlijk wordt bedoeld. Alle juridische termen zijn terug te vinden in het eerder genoemde glossarium, dat een onmisbaar onderdeel van de procesgids vormt.
Wie nu denkt dat het archief van de Hoge Raad een open boek is, komt bedrogen uit. Uit het laatste hoofdstuk over het archief, dat zich in het Nationaal Archief te Den Haag bevindt, blijkt dat het materiaal moeilijk toegankelijk is. De meeste documenten zijn niet per proces gerangschikt, maar per datum of (al dan niet chronologisch) per onderwerp. Slechts een enkele reeks documenten is toegankelijk door middel van een register. Verder is de reconstructie van een zaak een puzzel waarvan niet alle stukjes bewaard zijn gebleven. Na een vonnis namen de advocaten namelijk hun ingeleverde ‘proceszakken’ weer mee. Dit waren een soort dossiers waarin onder meer bewijsstukken en de eisen en antwoorden van de partijen bewaard werden. De onderzoeker moet het dus hebben van aantekeningen die de griffier op de dag van de rechtszitting maakte en eventuele kopieën van documenten. Ook is het jammer dat er geen gegevens voorhanden zijn over de motieven achter de vonnissen. De beraadslagingen van de Hoge Raad waren geheim, waardoor alleen het resultaat bewaard is gebleven.
Desalniettemin is de procesgids een nuttig en helder boekje in een reeks waarvan er wat mij betreft meer mogen volgen. Er zijn slechts enkele kritiekpuntjes te noemen. In de inleidende hoofdstukken wordt een aantal zaken aangestipt waarvan de lezer verwacht dat ze elders nog uitgewerkt gaan worden. Hoe het afliep met de Grote Raad en de Hoge Raad of over de overeenkomsten en verschillen tussen de Hoge Raad en het Hof van Holland wordt uiteindelijk niets verteld. Verder is de opsomming over de competenties (bevoegdheden) van de Hoge Raad nogal droog en had ik iets meer achtergrond gewild over de status van de weduwe en weeskinderen, een van de partijen in de zaak van hoger beroep. Maar de auteurs hebben zich aan hun hoofddoel gehouden: het beschrijven en inzichtelijk maken van de processen. Ze hebben zich niet tot allerlei zijsprongen laten verleiden.
Cristel R. Stolk