Nederland als voorbeeldige natie
Wim van Noort en Rob Wiche (red.)
141 pp, € 15,-
isbn/issn: 90-6550-894-5

Nederland als voorbeeldige natie

(recensie: Paul Hendriks)

Zou iemand nog geloven in Nederland als gidsland? Het Leidse Studium Generale organiseerde in 2004 een lezingenreeks waarin een tiental sprekers zijn licht op Nederland als voorbeeldige natie liet schijnen. Zo sprak Piet Emmer over Nederland en de slavenhandel, Anton van der Lem over tolerantie, James Kennedy over progressiviteit en Wim van Noort over het poldermodel. Negen bijdragen zijn nu verzameld in de bundel Nederland als voorbeeldige natie. Het boekje heeft een aangenaam soortelijk gewicht en een mooie diversiteit. Van Desiderius Erasmus tot Pim Fortuyn. Van gewetensvrijheid tot poldermodel en maximale vrijheid van meningsuiting: het hele spectrum van de Nederlandse ideeëngeschiedenis komt voorbij.

Nederland vervult sinds de negentiende eeuw in een aantal opzichten een voortrekkersrol. Daar laat dit land zich althans op voorstaan. Men wijst dan op zijn traditie van vredelievendheid en tolerantie. Ook de betrokkenheid bij de verbetering van de internationale samenwerking speelt een belangrijke rol en niet te vergeten de vredesbeweging. Daarnaast zouden de vreedzame en harmonieuze binnenlandse verhoudingen aan de andere landen tot voorbeeld strekken.

Maar in hoeverre is dit land daadwerkelijk een voorbeeld? Kent het niet ook zwarte bladzijden in de geschiedenis, zoals de slavenhandel en het koloniale verleden? En stellen die Nederlandse vredelievendheid en tolerantie, en dat Nederlandse poldermodel anno 2006 uiteindelijk nog wel zoveel voor? Verschillende specialisten gaan in de bundel Nederland als voorbeeldige natie op zoek naar antwoorden.
Er is wel enige reden om aan te nemen dat ‘vrijheid’ en ‘verdraagzaamheid’ sinds de Tachtigjarige Oorlog belangrijke waarden in Nederland zijn. Eigenbelang is daarbij belangrijk. In de binnenlandse verhoudingen was de Republiek in de Gouden Eeuw althans naar internationale maatstaven ook een ‘vredelievend’ land. Het Koninkrijk der Nederlanden pretendeerde ook internationaal vredelievend te zijn, maar in dit geval lijkt vooral van de onmacht een deugd gemaakt te zijn.

Uitgeverij Verloren heeft zelf een traditie waar het de uitgave van bundels over dit onderwerp betreft. In 1989 verscheen onder redactie van Marijke Gijswijt-Hofstra een deel in de Amsterdamse Historische Reeks getiteld: Een schijn van verdraagzaamheid. Afwijking en tolerantie in Nederland van de zestiende eeuw tot heden. Ik heb voor de bespreking van de bundel van Van Noort en Wiche dit werk er even naast gelegd om te zien of de inzichten over de tolerantie van Nederland in de afgelopen zeventien jaar gewijzigd zijn.
De bundel van Gijswijt-Hofstra bevat een bijdrage over Nederlandse slavenhandel van Maarten Kuitenbrouwer. Wanneer we de conclusies van Kuitenbrouwer leggen naast die van Piet Emmer valt op dat er geen nieuwe inzichten op dit gebied vermeld worden. In de periode tussen 1989 en nu is er wel een slavernijmonument in Nederland gekomen. Emmer noemt dat feit in zijn bijdrage niet. Ik sluit echter niet uit, dat het bestaan van dit monument het resultaat is van schuldgevoel over een zwarte bladzijde in de geschiedenis van Nederland als voorbeeldige natie.

Een ander artikel gaat over tolerantie en is geschreven door Anton van der Lem. Het betreft hier de tolerantie ten opzichte van hen die een ander geloof aanhingen. Van der Lem onderscheidt in zijn artikel drie fasen, te weten: van 1568 tot 1609, van 1609 tot 1648 en tot slot vanaf de vrede van Münster. Als oorlogsmaatregel verboden de Staten van Holland en Zeeland in 1573 de publieke uitoefening van de katholieke godsdienst. De gewesten die zich aaneensloten in de Unie van Utrecht kwamen overeen dat niemand om zijn geloof mocht worden vervolgd. Met alle beperkende maatregelen die er waren, kan men toch zeggen dat er in de Nederlanden vóór en tijdens de opstand een pluriforme godsdienstige samenleving ontstond. Het duurde echter tot 1796 voordat joden gelijke burgerrechten kregen en tot ver in de negentiende eeuw voordat de katholieken weer echt openlijk hun geloof konden belijden en Nederland weer eigen bisschoppen kreeg.

Ik denk dat de conclusie kan zijn dat Nederland geen voorbeeldige natie is, maar een schijnvoorbeeldige natie.

Paul Hendriks