Zeevaart is nooit ongevaarlijk, en al helemaal niet in de Gouden Eeuw. Als, bijvoorbeeld, visser moest je niet alleen de ijzige kou op de visgronden ver in de noordelijke Noordzee doorstaan, je moest ook op je hoede zijn voor praktisch elk schip dat je tegenkwam - het kon een piraat zijn, of een vijandelijk oorlogsschip, of een kaper. Aangezien de meeste zeventiende-eeuwse Europese staten in staat van oorlog verkeerden met de een of andere buurman, en sommige staten onder het mom van religieuze motieven zelfs permanent kaperschepen uitreedden - zoals de Maltezer Orde en de Barbarijse Kapers in de Middellandse Zee, lag het gevaar altijd op de loer. Barbarijse Kapers bereikten zelfs Ierland, IJsland en de Caribische Zee, terwijl dichter bij huis zelfs de Zuiderzee niet veilig was voor de Duinkerker Kapers, die in dienst van respectievelijk de Spaanse en Franse overheid regelmatig een Hollander trachtten te verschalken als de Republiek weer eens in oorlog was met Spanje of Frankrijk.
De periode 1568-1713 beslaat verreweg het grootste deel van het door Joke Korteweg geschreven overzicht van vooral het Nederlandse aandeel in de geschiedenis van de kaapvaart, en dat is niet zonder reden, want in die periode bloeide niet alleen de kaapvaart in West-Europa, ook Nederlanders rustten niet zelden hun schip uit met wat extra kanonnen en een kaperbrief van de Prins of een admiraliteit om op die manier legaal zeeroverij te mogen bedrijven. Het was een winstgevende branche in een tijd waarin de Europese staten vrijwel zonder uitzondering slechts een kleine marinevloot konden financieren. Kaapvaart was een lucratieve manier van economische en militaire oorlogsvoering die de overheid niets kostte maar wel een deel van de winst - als die er was - opleverde.
Kaapvaart is dan ook zo oud als staten zeeoorlogen voeren, zoals Korteweg laat zien in het overzicht van kaapvaart in de oudheid en de middeleeuwen dat voorafgaat aan het eigenlijke, ‘Nederlandse’ verhaal. Tot 1856 dan, want in dat jaar tekent Nederland het Verdrag van Parijs, waarbij de ondertekenaars beloven voortaan af te zien van kaapvaart als militaire strategie ter zee. Sindsdien hebben Nederlandse zeelieden geen last meer van kaapvaart, alleen nog van zeeroverij, dat overigens - zo blijkt uit de boeiende epiloog - de laatste jaren weer toeneemt. En dat terwijl de Nederlandse marine voortdurend wordt afgeslankt door opeenvolgende Nederlandse regeringen.
Maritiem historicus Joke Korteweg heeft een onderhoudend en rijk gevuld boek geschreven, nadrukkelijk bedoeld als overzichtswerk dat ook de niet-academische lezer wil bereiken, vol interessante details, bijvoorbeeld dat de Verenigde Staten het Verdrag van Parijs nooit ondertekend hebben en in theorie dus kaapvaart zouden kunnen bedrijven. Ze plaatst de Nederlandse kaapvaart in internationaal perspectief en beschrijft opkomst en ondergang als geaccepteerde strategie om de vijand afbreuk te doen en er tegelijk wat aan te verdienen. Als zodanig vult het een leemte in de Nederlandse historiografie. Jammer is wel dat haar - of haar redacteuren - enkele foutjes niet zijn ontgaan. Zo noemt ze op pp. 18-19 de dienaar van Odysseus consequent Eumaois in plaats van Eumaios, wordt op blz. 20 gesproken van Silicische in plaats van Cilicische zeerovers en spreekt ze op p. 250 van de Amerikaanse Burgeroorlog waar ze de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog bedoelt. Het is jammer dat ze soms in herhaling vervalt: zo vermeldt ze op drie plaatsen in haar boek wie wanneer Duinkerken in zijn bezit had. Ook vraag ik me af of de vele intermezzo’s in de tekst echt nodig waren: in meerdere gevallen meende ik dat het verhaal net zo goed in de hoofdtekst had kunnen worden ingepast, te meer daar lezing ervan ook noodzakelijk is voor het juiste begrip van de hoofdtekst. Al moet ik eerlijk toegeven dat ik nu eenmaal niet zo hou van al die terzijdes die een vlotte doorlezing belemmeren, alleen al vanwege hun vormgeving. Het geeft een boek bovendien een rommelig aanzien.
Dat neemt echter niet weg dat Kapersbloed en koopmansgeest een uiterst nuttig overzichtswerk is, dat kan fungeren als uitgangspunt voor verder onderzoek naar de kaapvaart in het algemeen en de Nederlandse kaapvaart in het bijzonder.
Henk Looijesteijn