De essentie van China
Communicatie, cultuur, commitment
Jeanne Boden
Uitgeverij Coutinho
243 pp, € 24,50
isbn/issn: 90 6283 496 5

De essentie van China

(recensie: Jef Abbeel)
 Hugo van de Voorde, Het gouden oosten. Europa in de schaduw van Azië (Kapellen en Kampen 2006), Uitg. Pelckmans / Klement, 367 pp., ISBN 90 289 3698 X, € 25,00
Jeanne Boden, De essentie van China. Communicatie, cultuur, commitment (Bussum en Antwerpen 2006), Uitg. Coutinho / EPO, 243 pp., ISBN 90 6283 496 5, €24,50
Ng Sauw Tjhoi – Marc Vandepitte, Made in China. Meningen van daar (Berchem en Antwerpen 2006), Uitg. EPO, 295 pp., ISBN 90 6445 407 8, €20,00
Fons Tuinstra, Het andere Oosten. 15 misverstanden over China en de Chinezen (Amsterdam en Antwerpen 2003), Uitg. Contact, 255 pp., ISBN 90 254 2186 5, €18,90
 

China is momenteel zo in de mode, dat het aanbod aan boeken de vraag overtreft, evenals het vermogen van de recensent om ze nog allemaal volwaardig aan bod te laten komen.

Thema’s die herhaaldelijk opduiken zijn: de ongelooflijk snelle groei, de bouw van huizen, snelwegen, steden, luchthavens, het leeglopende platteland, de explosieve groei van de steden (400 met meer dan één miljoen inwoners), vissersdorpen zoals Shenzhen die in 25 jaar evolueren van 30.000 naar zes miljoen inwoners, traditionele dorpen en structuren die platgewalst worden voor nieuwe appartementen, miljoenen ontwortelde boeren die in de stad een mentale sprong maken van middeleeuwen naar hedendaagse tijd, de zoektocht naar grondstoffen, met name in Afrika, de welvaartskloof tussen het ‘nuttige China’, namelijk de kustgebieden en het arme westen. China investeert in stijgende lijn in Azië, Latijns-Amerika en Afrika, maar bijna niet in België, dat voor hen blijkbaar te ingewikkelde structuren heeft. En tot nu toe staat de hardwerkende Chinees op indices van creativiteit onderaan, tussen Roemenië en Oekraïne (Trends, 01.06.06).

Het is even wennen aan de Chinese opgang, zeker voor wie het rijke verleden niet kent. 
Historicus Hugo van de Voorde beweert al jarenlang dat niet West-Europa, maar Azië tussen 800 en 1800 het centrum van de wereldeconomie vormde. Arabieren, Indiërs, Chinezen en Japanners beheersten de wereldhandel. Rond 1800 zou China een derde van de goederen van de wereld geproduceerd hebben. De negentiende en twintigste eeuw vormden een tussenfase, waarin het Westen beter presteerde, maar nu is het weer de beurt aan Japan en China. 
Het minst ophemelend is hij bij de behandeling van de huidige toestand, waar hij de gelijkenissen tussen Japan en China behandelt en ook de zwakke kanten van het huidige China: de wereldwijde jacht op olie, de afhankelijkheid van overzeese Chinezen, die voor 80% van de buitenlandse investeringen in China zorgen, de arrogante, autoritaire staat, de Chinese ‘Capitalist Party’, die vooral belang hecht aan economische groei en onvoldoende oog heeft voor de sociale kloof tussen rijk en arm, het ontbreken van een sociaal vangnet, een far-east-capitalism, dat torenhoge winsten opstapelt, maar geen rekening houdt met sociale structuren of milieu. 
Het boek is voorzien van (eerder grauwe ) foto’s, kaarten, grafieken en heel veel noten. 
Bij die foto’s staat een leuke met de CCP-leiding bij de dood van Mao: de leden van de Bende van Vier zijn na hun veroordeling netjes uitgewist en vervangen door een grote lege plek. 
Een overzichtelijke bibliografie en een register ontbreken helaas. Vooral dat register is een serieuze lacune, mede omdat de bladspiegel zo overladen en weinig overzichtelijk is. 

Enkele opmerkingen : taikonauten (p. 9) zijn ruimtevaarders, geen argonauten (339); het verhaal van Gavin Menzies over 1421, het jaar waarin China de nieuwe wereld ontdekt zou hebben, staat wijselijk (en terecht) in de zou-vorm. Tot dusver ontbreekt elk bewijs. De creativiteit en inventiviteit die China tot 1800 had, moet het nu dringend opnieuw bewijzen. Een groot probleem is het ontbreken van degelijke statistieken over de voorbije eeuwen: fabriceerde China inderdaad één derde van de goederen rond 1800? Het lijkt me niet uitgesloten dat India met zijn veel betere talenkennis en jongere bevolking op termijn op het niveau van China zal komen. Van de Voorde is voldoende kritisch over de rampzalige Grote Sprong (1958-1961) en over de Culturele Revolutie (1966-1969). Deze laatste duurde wel wat langer: tot 1976. Een andere (druk)fout staat op p. 221: “het BNP van China per hoofd van de bevolking staat op de 11e plaats, juist na Papoea Nieuw-Guinea”. 
Als Van de Voorde gelijk krijgt, moeten onze eurocentrische geschiedenisboeken wel herzien worden. Zijn grote verdienste is dat hij een langetermijnvisie ontwikkelt vanuit mondiaal perspectief, dat hij de Chinese en Japanse prestaties van de laatste drie-vier decennia in een ruimer historisch kader plaatst en vele ogen zal openen. Het was een huzarenstuk voor de auteur en het is zware kost voor de lezer. 

Van een heel andere aard is het boek van Jeanne Boden. Zij is sinoloog en directeur van een opleidingscentrum voor mensen die met China zaken willen doen. Zij wil hen erop attent maken dat China niet verwestert en dat zij echt moeite moeten doen om de Chinese wereld, het confucianisme en taoïsme, de culturele normen en de werkethiek beter te begrijpen. Anders mislukt hun onderneming gegarandeerd. En ze beklemtoont dat er veel mislukkingen zijn, bedrijven die veel verlies lijden en afdruipen, maar die halen niet of minder de pers dan de succesverhalen. 

Haar boek is duidelijk gestructureerd. Deel I gaat over de Chinese cultuur, geografie, bevolking, taal, geschiedenis, filosofie, begrippen, symbolen, getallen, etiquette, eetgewoonten, politiek en maatschappij. Het valt op door zijn korte, heldere zinnen en duidelijke tabellen. Jammer dat ze bij grote getallen zoals 9.571.300 km² geen concrete vergelijkingen maakt met België of Europa. Bij de Burgeroorlog (62-63) ontbreekt de steun van Stalin, die de zoon van Tsjang Kai-sjek gevangen hield. De kleuren en de getallensymboliek zijn heel leuk: 4 is rampzalig, maar 8 brengt geluk; de Olympische Spelen beginnen dus op 8.8.8 en cadeaus geef je in rood papier. 

De verschillen met onze normen en gebruiken zijn soms hemelsbreed, o.a. de sociale controle binnen de werkeenheid, het harde één-kind-beleid, de staatscontrole over de media en het internet, de zelfcensuur van journalisten. 
Het hiërarchische denken, een erfenis van Confucius, zit diep verankerd in de Chinese mentaliteit. Wie onderaan staat in de maatschappij, accepteert gemakkelijker dat hij door een hogere onbeleefd behandeld wordt. Leerlingen en studenten volgen gedwee de lessen van hun leraren en professoren, voor wie ze veel respect hebben en aan wie ze nauwelijks een kritische vraag durven te stellen. In Hongkong en Taiwan is men al een stap verder in het gelijkheidsproces. Chinezen zijn zich ook heel bewust van hun rijke verleden en hun nationalisme wordt nog gestimuleerd door hun successen in de ruimtevaart en in de sport. De Olympische Spelen van Beijing 2008 en hun gegarandeerde successen zullen dit alleen maar versterken. 

Deel II gaat over zaken doen. Items hierbij zijn de SEZ (Speciale Economische Zones), de rol van Hongkong, bedrijfsvormen en culturen, arbeidsethos, werkloosheid, migranten, markteconomie, WTO, banken en leningen, corruptie, problemen bij het veroveren van een plaats op de Chinese markt, wetgeving, juridisch stelsel, guanxi, gezichtsverlies, strategisch denken, tips voor onderhandelingen, media, waarheid en waarheid verzinnen, onbetrouwbare economische statistieken, respect voor imitatie i.p.v. voor intellectuele eigendom. 

De gewoonten bij een kennismakingsgesprek wijken sterk af van de onze. En er zijn regionale verschillen in zaken doen tussen Beijing, Shanghai, Canton en Hongkong. Relaties zijn belangrijker dan wetten en wie niet over de juiste netwerken beschikt, kan het vergeten. De arbeidswetten bepalen voorbeeldig de minimumlonen, de maximum werktijden, arbeidsomstandigheden, maar niemand past ze toe. Zeven dagen van de zeven werken gedurende vijftien uur per dag in weinig hygiënische omstandigheden en dan evt. nog overnachten in slaapzalen van de fabriek, zijn geen uitzondering in Chinese bedrijven. De bedrijfscultuur is topdown, zonder inspraak van de basis. Chinese delegaties zijn hiërarchisch gestructureerd: wie de leiding heeft, beslist alles. 
En de westerse zakenlui hebben heel veel geduld nodig: onderhandelingen starten heel traag en duren eindeloos lang. Chinezen hebben een groter uithoudingsvermogen en putten hun gesprekspartner uit. 
Ook hier merk je dat de auteur niet enkel de theorie kent, maar ook de gangbare praktijk. Ze citeert ook getuigenissen van Vlaamse bedrijfsleiders die ginds actief zijn en die van alles meemaakten: te veel personeelsleden, ondoorzichtige financies, het perfect en straffeloos kopiëren van producten door een ander bedrijf in de buurt, het jobhoppen of veranderen van werk zodra ze ergens anders iets meer kunnen verdienen, zodat heel hun opleiding voor niets heeft gediend. De obsessie met geld leidt tot dikwijls veranderen van werk, veel sparen, gokken en kopen. 
In China zitten al ruim 300 Belgische ondernemers, van wie ¾ in de regio Shanghai. De invoer uit China is het dubbele van onze export naar ginder: 5 tegenover 2,25 miljard euro. Ruim 1200 bedrijven exporteren naar China. 

De titel van het boek is terecht : Boden vertelt inderdaad dingen die essentieel zijn om de Chinese cultuur en maatschappij te begrijpen. Wie interesse heeft voor de Chinese cultuur, etiquette, omgangsvormen en gewoonten, moet dit zeker lezen. 
Het boek is voorzien van veel foto’s, literatuur en ook van een register, dat helaas onvolledig is. Het leest heel vlot en aangenaam. Nog een detail: Formosa (Taiwan) was een Portugese kolonie, geen Spaanse (p. 58). 


“Made in China” is een verzameling interviews, afgenomen door Ng Sauw Tjhoi en Marc Vandepitte, bij 37 Chinezen uit alle mogelijke beroepen, bij zeven Vlaamse en een Nederlandse ondernemer(s) in China. 

Ng Sauw Tjhoi is van Chinees-Indonesische origine, Hakka (een minderheidsgroep in China), woont al sinds 1959 in België en is journalist bij de VRT. 
Hij werd Vlaming in het Schaarbeek van Nols. In het Chinees heet hij Wu Shaocai. Vandepitte is filosoof en econoom. 

In het algemeen zetten zij zich af tegen het verouderde beeld van het China van de Culturele Revolutie, verspreid door Jung Chang en anderen: lage lonen, armoede, onderdrukking. 

Zij beklemtonen dat de huidige leiding veel minder repressief is en meer vormen van kunst en film toelaat. Het huidige China is er een van succesvolle armoedebestrijding, honderden miljoenen die welvarender geworden zijn, zelfs de armsten hebben het beter dan ten tijde van Mao en er zijn nu 300.000 euromiljonairs. De regering doet al iets, maar nog te weinig om de kloof tussen rijk en arm te verkleinen door herverdelende belastingen. De meerderheid leeft nog sober, maar niet meer echt arm. Extreme armoede bestaat enkel nog in het uiterste westen: daar leeft men nog van 1 $ p.p.p.d. 

Door de massale migratie, de aanleg van autosnelwegen en de verhuizing van bedrijven naar het westen is ook die toestand aan het keren. En de migranten sturen jaarlijks 160 miljard dollar naar hun familie. In Beijing zijn ze met drie miljoen. Sinds 2005 hebben ze een eigen organisatie die voor hun belangen wil opkomen en worden ze ook massaal opgenomen in de vakbond. Sommigen werken dertien uur per dag voor 60 € per maand. 

Er zijn nog andere verschillen binnen China: in Shanghai heeft de vrouw ongeveer evenveel te zeggen als de man, in Beijing overheerst de man nog. Bij Lenovo PC’s ( in Hongkong) staat al een vrouw aan het hoofd; zij beweert nooit last te hebben van discriminatie. Ze heeft wel een drukke baan als manager, echtgenote, moeder en ook nog eens dochter. In de steden krioelt het al van de auto’s, in de dorpen is de fiets nog alom tegenwoordig. Tot 1980 was een fiets een teken van luxe, nu is dat de auto. Er zijn 400 miljoen gsm-gebruikers en er komen er elk jaar 60 miljoen bij. Te veel mensen zijn uitsluitend bezig met geld verdienen en met kopen. Stress en meer scheidingen horen bij de gevolgen. 

In het nieuwe systeem zorgt de commune of werkeenheid of ‘danwei’, niet meer voor alles: uit die ijzeren rijstkom kreeg iedereen zijn woning of ziekteverzekering. Nu heeft nog maar 10% een ziekteverzekering, nl. diegenen voor wie het bedrijf mee betaalt. 

En verder heeft elke geïnterviewde zijn eigen verhaal, afhankelijk van zijn beroep, welvaart of interesse. Een boer vertelt dat hij tevreden moet zijn met 1/3 ha; de groenten en appels die hij daar teelt, gaan naar de steden. Een bediende vertelt dat ze in de jaren ’80 nog geen privé-toilet hadden, met twee tot vijf families in één huis woonden en naar publieke toiletten en badkamers moesten. Nu zitten ze op het niveau van Oekraïne, Algerije, Jordanië: landen met een laag middeninkomen. In de voorbije 30 jaar trokken 700.000 studenten naar buitenlandse universiteiten; 530.000 of 76% kwamen niet terug. 
Dat aantal vermindert nu omdat de kansen in China groter worden. 

Blijkbaar is de officiële doctrine nog altijd dat zowel Mao als de Culturele Revolutie voor 70% goed waren en voor 30% slecht. Ik vermoed dat deze cijfers nog wel eens zullen veranderen, zeker voor de rampzalige Culturele Revolutie. Managers van Chinese bedrijven worden graag lid van de CCP, die 70 miljoen leden telt; ze treden toe en betalen 60 yuan of € 6,00 lidmaatschapsgeld, zogezegd omdat de partij veel doet voor het volk, in feite ook omdat ze dan vlotter carrière maken. Voor buitenlandse bedrijven geldt dit niet. En dat zijn er tienduizenden: in Shenzhen alleen al 30.000, waarvan vijf Belgische. Een aidspatiënt vertelt hoe hij besmet bloed toegediend kreeg; nu zijn ze met 650.000 in China, een grote groep, maar het laagste percentage in Azië. Op het platteland wordt dan heel de familie als melaats beschouwd en gemeden, in de stad is de tolerantie groter. 

Naast de staatsmedia zijn er privé mediagroepen; die mogen steeds meer, als ze het bestaansrecht van de CCP maar niet betwisten. Dat geldt ook voor de vele filmmakers: ze produceren bijna één film per dag; het zouden er meer zijn, als de censuurcommissie sneller zou werken. Er is geen censuurwet, er zijn dus geen objectieve criteria: de commissie beslist op basis van pure willekeur. Seks, geweld en politiek zijn redenen om een film of internetsite te verbieden. Een film over de Culturele Revolutie of over Tibet kan dus (nog) niet. Kritiek op de kloof tussen rijk en arm mag wel. 
Kunst moest vroeger in dienst staan van de propaganda en strijdende arbeiders en boeren voorstellen; nu is de artiest veel vrijer, hij mag uitwisselen met het buitenland en commerciële producten maken. 
Er zijn 100 miljoen boeddhisten, 25 miljoen christenen, 20 miljoen moslims, 1 miljoen Falun Gong-aanhangers: ze moeten zorgen dat ze zich niet met politiek inlaten. 
De Vlamingen die aan het woord komen, hebben veel lof voor China. 

Dat geldt ook voor de Nederlandse journalist – ondernemer Fons Tuinstra, auteur van het schitterende boek Het andere Oosten. Hij doet de opmerkelijke uitspraak dat er in China meer tegenstellingen en verdeeldheid zijn dan in Europa. Een sterke CCP, het patriottisme en de oude cultuur houden het land samen. President Hu Jintao en premier Wen Jiabao zijn intelligente figuren, die ook het platteland goed kennen. Hij verwijt mensenrechtenorganisaties dat ze nog steeds in de Tiananmenfase zitten en niet merken dat de huidige CCP een andere koers vaart. Ze wil o.m. het aantal doodstraffen drastisch verminderen, maar tot nu toe was dat een bevoegdheid van de relatief autonome provincies en opteerden de meeste Chinezen voor harde straffen. De Mao-biografie van Jung Chang keurt hij af als veel te negatief. 

In het nawoord geven Ng Sauw Tjhoi en Marc Vandepitte een heldere samenvatting van de interviews. En in de voetnoten staat enorm veel feitelijke en statistische informatie. 
Achteraan volgen nog een nuttige verklarende woordenlijst met begrippen en eigennamen en een thematisch register. Twintig pagina’s bronvermeldingen getuigen van de zorgvuldigheid waarmee de auteurs te werk zijn gegaan. Hun stijl is vlot en fris. 

De titel van het boek dekt verschillende ladingen: de imponerende economische prestaties, het feit dat Tjhoi een Chinees is, dat het boek grotendeels in China geschreven is, dat Chinese gesprekspartners uit bijna alle bevolkingsgroepen eraan meegewerkt hebben. 
De ondertitel “Meningen van daar” beklemtoont dat nog eens en wijst erop dat het anders is dan de meeste China-boeken. De gesprekspartners die geen geboren en getogen Chinezen zijn, zijn mensen die daar al lang zitten of er heel regelmatig komen, mee bezig zijn en het land van binnenuit kennen. 
Maar het is ruimer: het is een bijna alomvattend portret, een mozaïek van een maatschappij die sinds 1978 in snel tempo verandert en die fundamenteel verschilt van het beeld dat velen nog hebben van het voorbije China. 

In de lessen politieke vorming leren de Chinezen nog altijd dat de Culturele Revolutie een “noodzakelijke fase was in de ontwikkeling van China” (102-103). 
Het was, na de complete ramp van de Grote Sprong Voorwaarts en op een moment dat de grote concurrenten Japan, Taiwan en Zuid-Korea echte sprongen voorwaarts maakten, een in hun ogen noodzakelijke poging om te genezen van de ultra-linkse en overdreven voluntaristische opstelling onder en door Mao.
Die duiding is voor ons allesbehalve duidelijk en de auteurs laten door heel het boek goed aanvoelen dat ze die periode, waar geen draaiboek voor was, als negatief ervaren vanwege de vele menselijke, sociale, politieke en economische wonden die ze geslagen heeft. 

Van de één-kind-politiek wordt wel gezegd dat het een verarming is voor de familie, dat die ene kleine keizer verwend wordt, maar niet hoe die drastische politiek uitgevoerd wordt. De antwoorden van de Chinese gesprekspartners getuigen van een groeiende openheid, maar soms ook van een voorzichtigheid die kenmerkend is voor hun cultuur. 

Thema’s die ik miste: de Afrika-politiek van China, een getuige uit Taiwan, Xinjiang en Tibet en een topsporter om te vertellen over de voorbereiding op de Olympische Spelen van 2008. Maar die kunnen bij een volgende gelegenheid nog aan bod komen (p. 8).

Nog twee details: kameel (165) is niet onzijdig, ’t is te zeggen (138) is een gallicisme. 
Gezien de snelheid van de ontwikkelingen in China, mogen de auteurs binnen enkele jaren dit mooie werk over doen. 

Jef Abbeel