Proefschrift. Incl. personenregister, begrippen-, en zakenregister, bijlagen, bronnen-, en literatuurlijst, drietalige samenvatting.
Na 1945 spoelde er een golf van dekolonisatie door de Europese koloniën. In Nederlands-Indië werd de Republiek Indonesië geproclameerd, die in 1949 na twee grote militaire acties, eufemistisch ook wel politionele acties genoemd, formeel de souvereiniteit verkreeg. Nieuw-Guinea, dat altijd een uithoek was geweest van Nederlands-Indië, bleef tot 1962 onder Nederlands bewind. De legitimiteit van dat bewind stond echter van meet af aan ter discussie. Indonesië verzette zich er heftig tegen en kreeg steeds meer bijval van andere jonge naties.
In 1956 riep de synode van de Nederlandse Hervormde Kerk op tot bezinning over de ‘aanvechtbare en onzekere situatie’. Dit geluid sloeg in als een bom, te meer daar de hervormde zending al sinds 1855 in Nieuw-Guinea actief was. ‘Een dolksteek in de rug van de regering’ en ‘onvaderlandslievend’ waren enkele van de toen geuite kwalificaties. In dit boek analyseert Hans van de Wal de achtergronden en intenties van de oproep en de rol van de hervormde zending.
Het boek valt in drie delen uiteen. In het eerste deel worden de contouren van een aantal verschillende ontwikkelingen op de achtergrond geschetst. Allereerst wordt het conflict met de Republiek Indonesië kort samengevat. Vervolgens stipt Van de Wal de veranderingen binnen de Hervormde Kerk in Nederland in deze periode aan en tot slot staat de auteur stil bij de ontwikkelingen binnen de zending in Indonesië en Nieuw-Guinea.
Het tweede deel is gewijd aan de oproep die de hervormde synode in 1956 op verzoek van de zending zelf deed. De hervormde zending had in 1950 niet openlijk geprotesteerd toen de regering besloot Nieuw-Guinea niet aan Indonesië over te dragen, maar wel de toen verantwoordelijke minister gewaarschuwd voor de mogelijke consequenties van dit besluit.
In de daaropvolgende zes jaar werd gaandeweg duidelijk dat Nederland over de kwestie Nieuw-Guinea internationaal steeds verder geïsoleerd raakte. Indonesië kaartte het iedere keer in de vergaderingen van de VN aan. Tezelfdertijd was de wereld ernstig in de ban van de koude oorlog en van de dekolonisatie. Dat speelde een belangrijke rol in de afweging van de zending om tot bezinning op te roepen. Juist vanwege het isolement waarin Nederland geraakt was, kwam de oproep, zoals geformuleerd door de synode, in 1956 nogal rauw op het dak vallen.
Het derde deel schetst de ontwikkelingen zowel binnen de hervormde kerk als binnen de zending in de periode tot aan de overdracht van Nieuw-Guinea in 1962. Van de Wal concludeert dat de hervormde synode terecht opriep tot bezinning over het Nederlandse beheer van Nieuw-Guinea. Een dergelijke conclusie is natuurlijk altijd wijsheid achteraf. Na lezing van deze goed doorwrochte dissertatie kan de lezer in ieder geval concluderen dat de oproep van invloed is geweest op het besluitvormingsproces dat uiteindelijk zou leiden tot het vertrek uit Nieuw-Guinea.
Paul Hendriks
20e eeuw, Nederland, Koude oorlog, Amerika, Luns, Zending, Hervormde synode, Dekolonisatie, Indonesië, Nieuw-Guinea