Achter de Chinese Muur
Geschiedenis van China’s isolement
Julia Lovell
Spectrum
Standaard
456 pp, € 29,95
isbn/issn: 90 022 2254 8
Vertaling van : The Great Wall. China against the world, 1000 BC – AD 2000.

Achter de Chinese Muur

(recensie: Jef Abbeel)

Gedurende enkele eeuwen leefde in West-Europa de overtuiging dat China tussen 221 en 206 v.C. één grote, lange muur bouwde om zich te verdedigen tegen de aanvallen van Mongolen uit het Noorden en dat die tot vandaag stand hield.
China-reizigers uit de middeleeuwen en latere tijden, o.m. jezuïeten-missionarissen, brachten het verhaal naar hier en China had er alle belang bij dat het defensief en pacifistisch voorgesteld werd.
Julia Lovell, sinologe in Cambridge en publicist voor The Times en The Economist, demystificeert een aantal mythes. Zij toont aan dat er verschillende muren waren i.p.v. één, die in verschillende tijdperken gebouwd werden, niet enkel om China te verdedigen, maar ook om veroverde gebieden af te bakenen, soms diep in de woestijnen, ver van de landbouwgronden.
Zij dienden ook om de eigen bevolking beter onder controle te houden én er was dikwijls een mentale firewall om China af te schermen van de Westerse cultuur en opvattingen.

De muren waren ook nooit potdicht: vijanden drongen binnen, westerlingen werden toegelaten als ze zich onderdanig toonden door te kowtowen: driemaal knielen voor de keizer en bij elke knielbeurt driemaal het voorhoofd tegen de grond buigen.
Lovell verbindt op schitterende wijze de geschiedenis van de muren met die van het Chinese rijk en volk en maakt dat allemaal levendig door prachtige literaire getuigenissen in te lassen.
Als Britse begint ze met de fameuze expeditie van 1792-1793. Engeland beleefde toen zijn industriële revolutie en koning George III stuurde een handelsdelegatie van drie schepen met 700 man en allerlei wonderen van Britse techniek (telescopen, klokken, barometers, luchtbuksen, luchtballon) naar de Chinese keizer Qianlong om hem ertoe over te halen handel te drijven met het Westen. De missie o.l.v. lord Macartney landde in de Portugese enclave Macao, trok vandaar naar Beijing en dan verder naar het keizerlijke zomerverblijf in het noordelijke Jehol.
Macartney weigerde de kowtow uit te voeren en de keizer van het middenrijk toonde enkel misprijzen voor de ingenieuze vondsten van de Britse barbaren.
Twee jaar later probeerde een veel gewilliger Hollands gezantschap o.l.v. Van Braam met dertig kowtows en andere vernederingen de gunst van de keizer te winnen, maar ook zij werden weggelachen en vernederd: ze kregen als ‘hotel’ een stal met trekpaarden, ze moesten vlees eten van botten die al afgeknaagd waren en ze wierpen zich zelfs op de grond voor een stuk gebak, enkele rozijnen en een schapenbout.

De kritiek van de Britten was zwaar, zeker op de sanitaire voorzieningen. Het enige waar Macartney lof voor had was de Muur: hij noemde ze het meest ontzagwekkende dat mensenhanden ooit konden maken en een bewijs dat China machtig, wijs en deugdzaam was. Zijn bewondering voor de fysieke muur en zijn frustratie om de mentale muur werd door het Westen in de negentiende en twintigste eeuw overgenomen.


Lovell poneert enkele stellingen die taaie mythes doorbreken:
1) De Muur ten noorden van Beijing is 500 jaar oud i.p.v. 2200. In het eerste millennium voor Christus en in de twee millennia na Christus werden trouwens meerdere muren in Noord-China en in Mongolië gebouwd.
2) De muren vormden geen vaste grens tussen China en de Mongoolse nomaden, tussen een superieure cultuur van rijst, zijde en poëzie enerzijds en paardenmelk, pelzen en oorlogen aan de andere kant. Vastomlijnde grenzen zijn een verschijnsel van de negentiende-twintigste eeuw, niet van de oudheid.
3) Alle dynastieën bouwden stukken muur in China, ook de Mongoolse en de Mantsjoes.
4) Changcheng betekent ‘Lange Muur’, yuan betekent vesting (en de naam van de munt).
Dat wil nog niet zeggen ‘groots’ of ‘geweldig’ en is evenmin synoniem met groots verleden van een groots of geweldig volk, wat Nixon er in 1972 van maakte. Want de muur was dikwijls een teken van militaire zwakte en diplomatiek falen.
Toen Djenghis Khan en zijn gevreesde Mongoolse horden China in 1211-1215 binnenstormden en de Mantsjoes uit het noordoosten in 1644, bleken de muren even weinig bescherming te bieden als de Maginotlinie in 1940.
Er was ook geen muur om de Westerse landen en Japan tegen te houden in de eeuw van de vernedering (1840-1949).

Lovell toont met kaartjes aan welke muren achtereenvolgens gebouwd werden in de periodes 481-221 v.C., 221 v.C.-220 n.C., 386-618, 1115-1234, 1368-1644. Het feit dat er om de zoveel eeuwen muren bijgebouwd moesten worden, illustreert dat die van Qin niet bleven bestaan en dat ze niet doeltreffend waren.

En de geschiedenis die ze daarbij vertelt, is soms minder fraai dan wij verwachten.
De eerste keizer (Qin) die China verenigde en de Lange Muur bouwde, wordt hier beschreven als een barbaar: hij brak de bestaande muren af, verbrandde de boeken van Confucius (551-479), roeide op grote schaal mensen uit en slachtte geleerden af die hierover durfden te spreken.
Anderzijds standaardiseerde hij de munt, de gewichten, maten, wetten en het schrift. Citaten wijzen op het harde leven van de dwangarbeiders die de muren moesten bouwen.

Toen keizer Qin in 210 v.C. stierf, was de bevolking er slecht aan toe, de grensbewakers keerden terug naar hun dorpen en de Mongoolse Xionghu heroverden de gebieden ten noorden van de Gele Rivier: de Qin-muur had dus gefaald.

Lovell verklaart het succes van de Mongolen vanuit hun wreedheden: iedere soldaat van Djenghis Khan zou 400 mensen gedood hebben. Anderen (NRC, 16.12.06/ Journal of Archeological Science, jan. 2007) wijzen op de grote mobiliteit van hun ruiterij en de superieure kwaliteit van hun gietijzeren wapens: pijlen, lansen, zwaarden, donderbussen en pantsering van mannen en paarden.
In 1214-1215 plunderden en moordden ze in Beijing, maar ze veroverden het nog niet; in 1217 had Djenghis Khan heel China ten noorden van de Gele Rivier in bezit en zijn kleinzoon Khubilai Khan werd de eerste Mongoolse keizer van China. Eén van zijn eerste bezoekers uit het Westen was de Vlaming Willem van Rubroek. Die schreef er ook een degelijk Itinerarium over, maar hij en zijn reisverslag ontbreken hier. Na hem kwam Marco Polo die meer bekendheid verwierf. Hij zou jaren aan het hof vertoefd hebben. Over de grensmuren zegt hij niets, wel over het rijke paleis dat de Khan in Beijing liet bouwen. Khubilai Khan kon ook organiseren: hij richtte in zijn rijk 1400 poststations in voor 50.000 paarden en ruiters.
In 1368 stortte het Mongoolse rijk in, mogelijk door een pestepidemie die tussen 1330 en 1350 heel China trof en die mede verspreid werd via de zadels van de paarden.

De Ming-dynastie (1368-1644) volgde. Zij waren de grootste murenbouwers en de huidige Chinese muur is hun prestatie.
De bouw verliep in fasen, afhankelijk van de voortdurende strijd tegen de Mongolen: 1368-1397, rond 1470, 1540, 1560, 1574-1644. De laatste, noordoostelijke uitbreidingen van de muur (1574-1644) behoren nog altijd tot de pronkstukken van de ca. 6.000 km die het bouwwerk ooit besloeg.

Maar ook deze muur kon in 1644 niet verhinderen dat de Mantsjoes de macht veroverden. Zij namen ‘Qing’ als dynastieke naam. Er kwam een Pax Mongolica en daardoor verloor de muur zijn oude raison d’être. De Qing veroverden China, Tibet, Binnen- en Buiten-Mongolië, Centraal-Azië tot aan het Balchasj Meer, Taiwan.

Tijdens de Mantsjoes vertoefde de jezuïetenpater Ferdinand Verbiest als uomo universalis in Beijing: hij fungeerde als astronoom, kalenderhervormer, kanonnenbouwer, spion etc. (1659-1669-1688). Zijn observatorium wordt door Chinese gidsen nog altijd aan bezoekers uit België getoond. Verbiest had veel bewondering voor de muur. Hij, Matteo Ricci en de andere jezuïeten krijgen ook veel lof van Lovell, o.a. omdat ze eerst de Chinese taal leerden en zich grotendeels aan de Chinese levenswijze aanpasten.
Martino Martini, confrater van Verbiest en auteur van de Atlas Sinensis (1655), prees de muur de hemel in, dateerde hem onterecht in 215-210 v.C., beweerde even onterecht dat hij heel China omsloot en lag zo aan de basis van de latere mythevorming. Misschien had hij zich gebaseerd op Ammianus Marcellinus, die nooit in China geweest was, maar in de vierde eeuw toch al beweerde dat het land van de Seres (zijde) omgeven was door rijzige muren.
De anders zo kritische Voltaire, oud-leerling van de jezuïeten, dateerde de muur in 137 v.C., achtte hem superieur aan de piramiden van Egypte en vond heel de Chinese beschaving superieur aan de Westerse.
De enige dissonant was Daniel Defoe, die in zijn Adventures of Robinson Crusoe ( 1719) China kleineerde en de muur een zinloos niemendal noemde.

Op het einde van de achttiende eeuw begon het fout te lopen tussen het Westen en China. De Britse handelsmissie van 1792-1793 mislukte. Vanaf 1839 gingen ze over tot de opium-oorlogen (1839-1842 en 1856-1858). Ook andere westerse landen dwongen concessies af. De ‘eeuw van de vernedering’ duurde van 1839 tot 1949.
In 1893 werd in het Century Illustrated Monthly Magazine voor het eerst beweerd dat de muur zichtbaar vanuit de ruimte was. In 1894-1895 versloeg Japan China en nam het Taiwan af tot 1945. In 1911 brak de republikeinse revolutie uit. Sun Yat – Sen werd de eerste president (tot 1912). Daarna volgden chaos, krijgsheren die de onafhankelijkheid van hun provincies uitriepen, het ontstaan van de Communistische Partij (1921), de burgeroorlog tussen Tsjang Kai-tsjek en Mao (1927-1949).

In 1923 gaat National Geographic en in 1932 sinofiel Robert Ripley nog een stap verder dan het maandblad van 1893 door te beweren dat de Chinese Muur de machtigste barrière was die ooit door een mens is gebouwd en het enige door de mens gemaakte bouwwerk dat van op de maan te zien was. Joseph Needham ( Science and Civilisation, jaren ’50 ) deed er nog een schep bovenop door te zeggen dat hij vanaf Mars te zien is. Mao deed de uitspraak: “Als wij de Grote Muur niet bereiken, zijn we geen echte mannen” en hij nam in 1949 een marslied uit 1935 met verwijzing naar de muur als nationale hymne. En ook nu krijgen de beklimmers van de muur
(tegen betaling) een diploma van ‘held van de Chinese Muur’.

Astronaut Neil Armstrong (1969) meende de muur gezien te hebben toen hij op de maan was, president Richard Nixon (1972) vertelde dat zo’n geweldige muur enkel door een geweldig volk gebouwd kon zijn, maar Geographical Magazine, het Internationaal Academisch Symposium over de Chinese Muur (1995) en de eerste taikonaut Yang Liwei (2003) ontkenden de mooie verhalen.

Binnen het kader van de muur krijgen we de Chinese geschiedenis, de relaties met de tribuutbetalende buurvolkeren, de pogingen van het westen om in China binnen te geraken en er delen van te bezetten, de pijnlijke ervaringen met Japan, de ontwikkelingen tijdens Mao, Deng, Jiang Zemin en Hu Jintao.

Lovell kent aan de muur ook nog een andere betekenis toe: de Chinese Muur- mentaliteit is het streven om vreemdelingen uit China te weren, Chinezen af te sluiten van vreemde invloeden en van elkaar.
Ze signaleert ook enkele dissidente geluiden. In 1972 publiceerde Huang Xiang een aanklacht tegen de muur, in 1988 zat in de tv-serie Elegie van de rivier ook kritiek op de muur: hij getuigde van het fiasco van de Chinese politiek, nl. China afsluiten, op zichzelf doen plooien en op het beheersen van de rivieren. In 1989 viel de Berlijnse Muur, maar de muur van het Tian-an-Men-plein bleef overeind. Op het internet, aanwezig sinds 1995, weert de ‘Grote Chinese Brandmuur’ of firewall alle ‘ongezonde’ informatie voor de momenteel 125 miljoen gebruikers.

De schrijfster eindigt als volgt (p. 386): dit boek heeft getracht de geschiedenis van het Chinese wereldbeeld te beschrijven, de successen en de mislukkingen ervan te laten inzien, hun houding tegenover de buitenwereld te verklaren die onbegrijpelijk en tegenstrijdig kan lijken, maar die niet lijkt te verdwijnen ten overstaan van de mondialisering, het internet en de wereldwijde kruistocht van Amerika voor vrijheid en democratie.
Zelfs als China zich ooit zou omvormen tot een democratie, heeft het te veel geschiedenis en te veel historisch besef om zijn duizenden jaren oude hebbelijkheden kwijt te raken, om het geloof te verliezen in zijn culturele en politieke uniciteit.
China zal altijd wel Grote Muren behouden, fysiek of psychologisch, en strenge grenscontroles, om bezoekers , kooplieden en agressors in de gaten te houden.
Ze vergeet erbij te zeggen dat de fysieke Muur toch ook iets aantrekkelijks heeft en dat elke bezoeker hem wil beklimmen om als ‘Held van de Chinese Muur’ naar huis te kunnen gaan.

Na dit zoveelste stukje mooie literatuur, volgen de bijlagen: de voornaamste personen en hun profiel, een chronologisch overzicht van de dynastieën van 1700 v.C. tot 1911 n.C. , belangrijke jaartallen van 8.000 v.C. tot 2005 n.C., een uitgebreid notenapparaat, bibliografie (Engels, Chinees en een beetje Frans) en een onmisbaar register.

Een paar opmerkingen: de Maginotlinie (p. 35), aangelegd tussen 1929 en 1934, lag niet langs de Belgische grens, maar langs de Frans-Duitse, van Zwitserland tot Luxemburg. De Belgische regering had verboden dat ze langs de Frans-Belgische grens tot aan de kust verder getrokken werd. Latijnse bronnen zoals Ammianus Marcellinus of Verbiest worden in vertaling geciteerd of niet vermeld, zoals het boek van Willem van Rubroek. Sommige Chinese begrippen zoals de lengtemaat li had ze in een woordenlijstje mogen uitleggen. Het begin van de landbouw situeert ze wel heel vroeg, nl. al in 8.000 v.C., dus 4.000 à 5.000 jaar vóór Mesopotamië en Egypte. De eerste dynastie laat ze al beginnen in 1700 v.C. En ze beweert dat het hof al in 753 v.C., toen Rome zogezegd gesticht werd, schrijvers aanstelde om de dynastieke geschiedschrijving vast te leggen (p. 142). Sommige passages zijn veel te gedetailleerd en langdradig, met te veel namen van dynastieën en keizers. Bij de foto’s staan geen verwijzingen naar de tekst en omgekeerd.
Anderzijds presteerde Lovell het om zo’n lange en ingewikkelde geschiedenis weer te geven in 386 pagina’s en niet enkel voor politieke en militaire gebeurtenissen oog te hebben, maar ook voor cultuur en literatuur. Er staan heel wat vertaalde citaten in uit zowel poëzie als proza. Ze weet het verhaal van de Muur te koppelen aan drie millennia Chinese geschiedenis, bouwactiviteiten, grensbeleid en buitenlandse politiek. Een meesterwerk dus.

Jef Abbeel