The Second Anglo-Dutch War ( 1665 – 1667 )
Raison d’état, mercantilism and maritime strife
Gijs Rommelse
230 pp, € 25,-
isbn/issn: 90-6550-907-0
Dissertatie.

The Second Anglo-Dutch War ( 1665 – 1667 )

(recensie: Han C. Vrielink)

 Zij die hun geschiedenisonderwijs nog in het pre-canonieke tijdperk genoten, leerden al op de middelbare school, dat er in de zeventiende eeuw een sterke handelsrivaliteit bestond tussen de Republiek en Engeland. En die rivaliteit, zo vertelde ons de leraar, leidde dus tot de Engelse Oorlogen. Zo eenvoudig was dat. Maar noch wij, noch onze docenten, noch de leerboekenschrijvers en hoogleraren beseften dat economische wedijver helemaal niet noodzakelijkerwijs tot oorlog behoeft te leiden. Waarom gebeurde dat in 1665 dan wel? Die vraag stelde men zich eenvoudigweg niet.

De belangrijkste verdienste van de dissertatie van Gijs Rommelse is dan ook, dat na hem geen enkele historicus ooit nog voor een bepaald gewapend conflict gemakkelijk de term ‘economische oorlog’ kan gebruiken, zonder aan te geven hoe precies bepaalde economische rivaliteiten tot die oorlog leidden. Hoe kregen economische belangengroepen greep op de politieke besluitvorming die aan de desbetreffende oorlog voorafging? Want zonder politieke besluiten breken geen oorlogen uit.

Zeven jaren wijdde Rommelse aan het onderzoek voor zijn dissertatie; drie jaar lang spitte hij de Engelse archieven door. Het resultaat is een zeer interessante studie. Op het eerste gezicht wordt geen nieuwe visie op de Tweede Engels-Nederlandse Oorlog geboden maar dat is gezichtsbedrog. De auteur kan, dankzij zijn indrukwekkende archiefonderzoek, als eerste haarscherp en gedetailleerd duidelijk maken hoe de economische en maritieme rivaliteiten tot politieke besluitvorming en daardoor tot deze oorlog leidden. Duidelijk is dat volgens hem “the war was not simply the direct result of economic competition between England and the Republic” (p. 12).

Rommelse begint zijn betoog met erop te wijzen, dat het restauratie-regime van Karel II al direct in 1660 met enorme financiële problemen te kampen kreeg. Karels vader had grote bedragen geleend om de strijd tegen de puriteinen te bekostigen. Karel zelf leende fikse sommen in de City om onafhankelijk van het parlement te blijven. Bovendien verwachtten allerlei ex-Cromwellianen die de restauratie hadden uitgevoerd - voorop generaal Monk - een ruime beloning. En hetzelfde gold voor de royalisten, de oude zowel als de jonge. De koning deed wat hij kon. Zo werd Edward Hyde verheven tot Earl of Clarendon en benoemd tot Lord Chancellor. Hij werd de belangrijkste minister en leider van de oude royalisten. De koning vereerde generaal Monk met de titel Duke of Albemarle en benoemde hem tot kapitein-generaal. Maar het aantal mensen dat een beloning van de koning verwachtte, was eenvoudigweg te groot. Financiële middelen had Karel nu juist niet en het aantal landgoederen, invloedrijke posities, titels en ambten waarover hij kon beschikken, was beperkt. Er bleef een vrij grote groep ontevredenen over, reden voor veel spanning en rivaliteit aan en buiten het hof. Het werd dringen om de baantjes en er ontwikkelde zich al spoedig een uitgebreid patronagesysteem. Uit de felle wedijver tussen de verschillende ‘patrons’ ontstond een systeem van politieke facties. Karel II moedigde die ontwikkeling zelfs aan in de hoop dat hij zijn positie zou kunnen versterken door facties tegen elkaar uit te spelen.

De auteur wijst er vervolgens op dat het Engeland economisch in die jaren niet voor de wind ging. De handel verkeerde in een crisis. Voor het vervoer was men afhankelijk van de Hollanders en de Engelse compagnieën konden de concurrentie van zowel de Hollandse W.I.C. en V.O.C. als van Engelse particulieren (de z.g. interlopers) slecht aan. In de City van Londen klonk de roep om mercantilistische maatregelen dan ook steeds luider. Bij twee partijen vonden de mercantilistische kooplieden en compagnieën van de City vanaf 1662 gehoor. Allereerst bij een aantal facties aan het hof, bestaande uit ambitieuze jonge hovelingen, politici en marineofficieren, die uit waren op ambten, invloed en geldelijk gewin. En verder bij de koning zelf, die in ruil voor geld de compagnieën wel wilde steunen in hun strijd tegen voorstanders van vrijhandel. Speerpunten van de acties van de mercantilistische lobby waren Afrika en de Amerikaanse koloniën. Dat leidde tot allerlei strubbelingen tussen de Engelse en de Nederlandse compagnieën.

Nu zijn er in de discussie over de oorzaken van de Tweede Engels-Nederlandse Oorlog drie interpretaties te onderscheiden.
1. C.R. Boxer, C. Wilson en J.I. Israel geven de traditionele verklaring: handelsrivaliteit was de voornaamste oorzaak. Rommelse is het wel met dit drietal eens, maar hij mist bij hen een verklaring hoe het proces van politieke besluitvorming verliep, dat vooraf ging aan de oorlogsverklaring.
2. Volgens J.R. Jones en N.A.M. Rodger was de felle factiestrijd aan het hof van Karel II de oorzaak van de oorlog. De hierboven al genoemde groepen jonge hovelingen, politici en marineofficieren, onder wie de broer van de koning, James, duke of York, werden er door die factiestrijd met de zittende ministers toe gebracht een agressieve houding tegenover de Republiek aan te nemen. Zij hoopten persoonlijk van een oorlog met de Republiek te profiteren. Zij verwachtten dat de oorlog hun rijke prijsgelden en meer prestige zou opleveren. Dat zou uiteindelijk hun politieke macht vergroten, waardoor zij de oude royalisten van de kussens konden verdringen. In 1665 wist deze factie het Parlement mee te krijgen en kon de oorlog beginnen. Een puur politieke machtsstrijd aan het hof leidde tot de oorlog met de Republiek.
Rommelse is vol lof over de bijdrage van Jones en Rodger aan het historisch debat, maar hij is van mening, dat zij de cruciale rol die de mercantilistische lobbies uit de City van Londen speelden, zwaar onderschat hebben. In zijn dissertatie weet hij overtuigend te bewijzen, dat voor een belangrijk deel het initiatief van de kooplieden en de grote compagnieën uitging. Zij wisten één grote factie tot stand te brengen, die sedert 1663 doelbewust en met succes op oorlog aanstuurde. Rommelse kan tot in details aangeven hoe de kooplieden de facties aan het hof meekregen en daardoor politieke druk konden uitoefenen, met name op het parlement.
3. S.C.A. Pincus is van mening dat de oorlog ideologische en religieuze oorzaken had. Nederlandse radicale republikeinen zouden een bedreiging vormen voor de nog maar net herstelde monarchie in Engeland. Rommelse is het daarmee volledig oneens. Hij betoogt “dat er geen eenduidig bewijs is dat De Witt ooit serieus probeerde Karels bewind te ondermijnen” (p. 225). Bovendien was “De Witt’s idee van aristocratisch republikanisme (...) hoogst pragmatisch en realistisch. Hij zou nooit toestaan dat theoretische concepten de politieke besluitvorming zouden domineren. Er was dus geen serieuze radicaal republikeinse dreiging” (p. 225).
Vervolgens behandelt de auteur met grote kennis van zaken en op grond van uitgebreid archiefonderzoek (vooral van diplomatieke bronnen) het belang van de Tweede Engels-Nederlandse Oorlog voor de Europese politiek. Uit deze oorlog kwamen uiteindelijk Frankrijk, Engeland en de Republiek als de grote mogendheden tevoorschijn die de internationale politiek bepaalden, zij het dan dat Frankrijk verreweg de sterkste was.

Uiteraard besteedt Rommelse ruim aandacht aan het verloop en het resultaat van de oorlog, waarbij opnieuw zijn bronnenonderzoek opvalt. Alle beroemde gebeurtenissen passeren de revue: de ramp bij Lowestoff, de Vierdaagse Zeeslag (“de grootste, langste en bloederigste [sic!] confrontatie in de era van de zeilschepen” p. 220), the plague and the Great Fire, the raid on the Medway (bij ons bekend als ‘de tocht naar Chatham’) enz. Bekende stof misschien, maar dankzij zijn minutieus bronnenonderzoek weet Rommelse ook hierbij allerlei saillante details te vermelden, die wel degelijk gedeeltelijk nieuw zijn en in ieder geval het boek zeer boeiend maken.

Het gebonden boek is mooi uitgegeven. Het bevat enige fraaie illustraties, zowel in kleur als in zwart/wit. De auteur heeft een samenvatting in het Nederlands bijgevoegd.
Eindelijk weer eens een gedegen studie over de buitenlandse politiek en de diplomatie van de Republiek in de zeventiende eeuw. Van harte aanbevolen!

Han C. Vrielink

Trefwoorden:

Nederland
zeventiende eeuw
Engelse oorlogen
Tweede Engels-Nederlandse Oorlog (1665-1667)
Restauratie in Engeland
Karel II van Engeland
Johan de Witt
Mercantilisme
Handelsoorlogen
Raison d’état