Dit is het 24ste deel in de ‘Zeven Provinciënreeks’, een serie geschreven door wetenschappers. De auteur is Rabelais-deskundige, maar heeft ook al veel publicaties op het gebied van fabels en embleemboeken op zijn naam staan. In het woord ‘embleemfabel’ zijn de fabels en embleemboeken tot een nieuw genre geworden. De auteur geeft een historisch overzicht van het genre en gaat daarbij vooral in op de Nederlandse situatie. Zo bespreekt hij de bekende Vorsteliicke Warande der dieren van Vondel. Ook de emblematische fabelpamfletten die rond het rampjaar 1672 verschenen, komen aan de orde. Dit alles is rijkelijk voorzien van afbeeldingen van de embleemfabels. Het geheel wordt besloten met een degelijke bibliografie.
De fabels uit de oeroude traditie van Aesopus werden vanaf de middeleeuwen steeds mooier uitgegeven. Een mijlpaal in deze ontwikkeling waren de Warachtighe fabulen der dieren (Brugge 1567), gedicht door Eduard de Dene en geïllustreerd door Marcus Gheeraerts de Oude. Dit werk bracht de Aesopische fabels in verband met de recente mode van de emblematiek en stond daarmee aan de basis van de zogenaamde embleemfabel, een genre dat in de eerste helft van de zeventiende eeuw een korte bloei kende. Hoogtepunten waren Sadelers Theatrum morum (1608), Vondels Vorsteliicke warande der dieren (1617), Van de Vennes Woudt van wonderlicke Sinne Fabulen (1632), De la Courts Sinryke fabulen (1685) en de fabelpamfletten van omstreeks 1670.
Smith voert ons langs een reeks drukken en roofdrukken, waardoor het wegleest als een spannende detective terwijl we als lezer en passant veel leren over dit type publicatie. Dat het genre eigenlijk een grote bloei kende vanwege het politieke karakter maakt het geheel alleen maar sappiger om te lezen. Hoewel hier en daar wat technisch geschreven, is dit deeltje uit de reeks geschikt voor een breed publiek.
Paul Hendriks
Trefwoorden:
Nederland, Nieuwe tijd, Boekgeschiedenis, Pamfletten, Letterkunde, Politiek, 16e eeuw, 17e eeuw, Fabeldieren, Emblematiek, Embleemfabels, Parodie