Grachten in Berlijn
Hollandse bouwers in de Gouden Eeuw
Gabri van Tussenbroek
L.J. Veen
239 pp, € 18,90
isbn/issn: 90 204 0548 0

Grachten in Berlijn

(recensie: Hans Buurman)

In het boek met genoemde titel beschrijft Van Tussenbroek de rol van Nederlanders bij de totstandkoming van overheidsgebouwen en infrastructuur in de Brandenburgse staat in opbouw in de Gouden Eeuw. Nederlanders bouwden voor keurvorst Friedrich Wilhelm vestingen, paleizen, landhuizen, kerken en molens. Verder legden zij bruggen, sluizen en kanalen aan. Ook trok de keurvorst boeren uit Friesland aan en hielpen de Nederlanders in de scheepsbouw en bij het opzetten van een Brandenburgse Handelscompagnie voor de Oost.

In de zeventiende eeuw was dat niet voor het eerst, al 800 jaar geleden trokken mensen uit de Lage Landen naar Brandenburg. Het zou ook niet voor het laatst zijn; Nederlandse bouwbedrijven zijn sinds de Val van de Muur actief in Berlijn.
Zij waren ook niet de enigen die naar Brandenburg trokken. Brandenburg was berooid uit de Dertigjarige Oorlog gekomen en buitenlanders uit verschillende Duitse staten werden uitgenodigd naar Berlijn te komen om de economie uit het slop te halen en Brandenburg te helpen opbouwen. Zwitsers volgden de Nederlanders, en Hugenoten kwamen tijdens het bewind van Lodewijk XIV.
Dat Friedrich Wilhelm daarbij een voorkeur had voor Nederlanders was niet vreemd. Op veertienjarige leeftijd was hij naar Holland gestuurd om levenservaring op te doen. Daarmee kon hij zich voorbereiden op de taken die hem in de toekomst te wachten stonden. Verder trouwde hij later met de oudste dochter van Frederik Hendrik, Louise Henriëtte.

Hoewel het boek de titel Grachten in Berlijn. Hollandse bouwers etc. heeft, komen grachten verder niet veel aan de orde, pas tegen het eind van het boek. In zijn geheel komt het boek rommelig over. Het is verdeeld in acht thematische hoofdstukken, waarvan de samenhang niet duidelijk is. Ze staan los van elkaar, je hebt soms de indruk: ‘Dat heb ik toch al gelezen?’, waardoor het idee ontstaat dat het door verschillende auteurs is geschreven.
Op de achterflap wordt over de inhoud vermeld dat: ‘Zo staan Nederlandse bouwers mede aan de basis van het later zo machtige Pruisen’. Een dergelijk idee van ‘wat zouden die Brandenburgers zonder de Nederlanders gemoeten hebben’ blijft aan de inhoud van het boek ook hangen. Het boek is daarom nogal ‘Nederlanders-centrisch’.
Toch is het verder een onderhoudend boek. Het heeft een goede literatuurlijst, waarin (natuurlijk) veel aandacht wordt besteed aan boeken over de geschiedenis van Brandenburg.
Helaas zijn de afbeeldingen wat minder: zwart-wit en van ‘dagbladkwaliteit’.
Desondanks een leuk boek voor mensen die geïnteresseerd zijn in de betrekkingen tussen Nederland en Duitsland en belevenissen van Nederlanders in den vreemde.

Hans Buurman