Op hoop van akkoord
Instrumenteel forumgebruik bij geschilbeslechting in Leiden in de zeventiende eeuw
Aries Pieter Bas van Meeteren
386 pp, € 35,-
isbn/issn: 90-6550-923-2
N.W. Posthumus Reeks(13) ; Tevens proefschrift Erasmus Universiteit Rotterdam.

Op hoop van akkoord

(recensie: W. Pelt)

Dit mooie proefschrift levert zowel meer als minder dan de titel belooft. Enerzijds concentreert Van Meeteren zich op de jaren 1664-1668, anderzijds behandelt hij niet alleen instrumenteel forumgebruik, maar geeft hij een volledig overzicht over de zaken die speelden voor de verschillende instanties die zich met geschilbeslechting bezig hielden, voor zover daarover in het Regionaal Archief Leiden gegevens te vinden waren. Leiden werd gekozen omdat daar de archieven relatief goed toegankelijk zijn en er over de stadsgeschiedenis een uitvoerige secundaire literatuur aanwezig is. De studie is te plaatsen op het snijvlak van cultuurgeschiedenis, historische sociologie en rechtsgeschiedenis.

De schrijver behandelt de verschillende wijzen waarop geschillen tussen burgers door inschakeling van derden konden werden beslecht. Behalve geschillen over geld blijken dit vooral beledigingskwesties en huwelijksperikelen te zijn. In de vroegmoderne tijd waarin het grootste deel van de bevolking op de pof leefde, was een goede naam een voorwaarde voor krediet en was daarmee letterlijk van levensbelang, vooral voor de middenklasse. Huwelijkszaken komen veel in de archieven voor, omdat de plicht tot samenwonen uiteengaan zonder rechterlijke tussenkomst onmogelijk maakte: de gehuwde vrouw was immers handelingsonbekwaam.

In achtereenvolgende hoofdstukken komen buurtheren, gildebesturen, de deken van de schutterij, kerkenraden, notariaat, college van vredemakers en de civiele vierschaar aan bod. Behalve buurtheren en college van vredemakers komen deze instanties ook in veel andere steden voor. Alleen vredemakers en vierschaar hadden formeel rechterlijke macht; de andere fora moesten het vooral hebben van kracht van argumenten en psychische drang. Dat heeft het voordeel dat zaken beargumenteerd worden uiteengezet, terwijl vonnissen van vredemakers en vierschaar niet worden gemotiveerd.

De hoofdstukken hebben een vast stramien. Eerst wordt de institutie in de context van de stad beschreven, waarbij Van Meeteren veel interessante gegevens verstrekt en een overzicht geeft van de historiografie. Vervolgens wordt een beredeneerde selectie uit de aanwezige archieven gemaakt en het materiaal statistisch gepresenteerd. Dan komen samenvattingen van enige karakteristieke en enkele uitzonderlijke zaken. Tot slot volgt een indeling van procespartijen voor het besproken forum naar geslacht, beroep en maatschappelijke klasse, met een poging de verschillen in deze aspecten per forum te duiden.

De buurtheren, gekozen lokale wijkoudsten, hadden weliswaar volgens de stedelijke keur een geschilbeslechtende taak en een poortwachterfunctie tot de stedelijke gerechten, maar schijnen deze niet te hebben uitgeoefend. Buurtheren hebben zelf geen archieven nagelaten en hun rol wordt in verslagen van concrete zaken bij andere instanties slechts zeer zelden vermeld. In literaire bronnen is wel gesuggereerd, dat buurtheren vaak sussend optraden en bevorderden dat ruzies in de kroeg werden bijgelegd. Deze beschrijvingen komen echter voor in nostalgische terugblikken naar reeds lang vervlogen tijden. Van Meeteren concludeert terecht, dat in dit geval het ontbreken van aanwijzingen een teken is van het ontbreken van een rol voor buurtheren als mediator.

Gilden hielden zich zowel bezig met geschillen tussen leden als die tussen leden en klanten. Van Meeteren behandelt de gegevens uit de notulenboeken van de bestuursvergaderingen van het glazenmakersgilde, het chirurgijngilde, het apothekersgilde, het doodbiddergilde en de lakennering. Alleen bij de laatste twee komen nogal wat geschillen tussen leden voor: bij de doodbidders door de laaiende concurrentie in deze branche en bij de lakennering door het grote aantal betrokkenen in Leiden. Het gildebestuur handhaafde bij zulke conflicten de gildenregels voor onderlinge concurrentie en eendracht streng, al worden er niet vaak maximale boetes opgelegd. Bij geschillen tussen klanten en gildeleden kiest het bestuur bij alle gilden opvallend en misschien verrassend vaak de zijde van de klant. Kennelijk staat het hooghouden van de naam van de professie hoog in het vaandel. Het wekt dan ook geen verwondering, dat gildeleden dikwijls proberen hun geschillen met wanbetalers door de stedelijke rechtspraak te laten beslechten. Wanneer de zaak echter ingewikkeld is, verwijst de rechtbank de zaak vaak naar het gildebestuur ter arbitrage.

De deken van de schutterij had de taak geschillen tussen schutters te beslechten om de onderlinge eendracht te verzekeren, en tussen burgers en schutters om het aanzien van de schutterij te handhaven. Ruzies tijdens lange saaie wachtdiensten kwamen veel voor, net als baldadigheden tegen burgers of burengerucht door nodeloos 's nachts schieten. In de boeken zijn echter nauwelijks behandelde zaken te vinden. Veel moet direct zijn geschikt, of met een sisser zijn afgelopen.

De zaken behandeld door kerkenraden betreffen vanzelfsprekend vooral levenswandel en huwelijksleven. De gemeentelijke overheid hield zorgvuldig in de gaten, of de gereformeerde kerkenraad geen zaken behandelde die als wereldlijk te beschouwen waren. De ter vergelijking onderzochte Waalse kerk en de Doopsgezinde broederschap hadden meer vrijheid om interne zaken tuchtrechtelijk te behandelen. Ook hier vormen de zaken die de notulen van kerkenraden halen waarschijnlijk het topje van de ijsberg: in eerste instantie zal wel vaak stille tucht en vermaning zijn toegepast.

Dat is anders bij de volgende kenbron van geschilbeslechting, de notariële archieven.
Voor een niet te hoog bedrag kon van een gebeurtenis die inzet van een geding zou kunnen worden een notariële attestatie worden opgemaakt, een soort voorlopig getuigenverhoor. Aan het slot verklaarde een getuige, dat het geschrevene een juiste weergave van zijn verklaring was en dat hij die onder ede voor de vierschaar zou bevestigen. De notaris werkte in opdracht en stelde dus vaak een eenzijdig verhaal te boek, maar door zijn juridische scholing zorgde hij ervoor dat een partijstandpunt zo sterk mogelijk geformuleerd werd. Omdat beschreven zaken slechts in 4% van de gevallen bij een proces zijn gebruikt, zal dit hetzij opdrachtgever, hetzij tegenpartij tot schikken hebben bewogen. Soms was een attestatie ook een doel op zichzelf: verschillende verklaringen dat iemand een burger zonder reden had beledigd, maar hem nu voor een eerlijk man hield, schijnen als genoegdoening te zijn bedoeld.

Het college van vredemakers was het productiefste forum; het deed 80% van de ongeveer 5000 zaken af die voor alle fora samen dienden. Het bestond uit drie schepenen. Het zat eerst twee, later drie middagen in de week en behandelde zaken mondeling zonder procureur. Meestal werd direct of binnen een paar weken uitspraak gedaan. Eerst werd een poging tot verzoening of betalingsregeling gedaan, maar voor bedragen tot 200 gulden kon ook vonnis worden gewezen. Juridisch ingewikkelde zaken werden verwezen naar de vierschaar, feitelijk ingewikkelde naar arbitrage, soms in handelszaken naar gildebesturen.

De civiele vierschaar was de hoogste stedelijke rechtbank. Haar procedure was langzaam en kostbaar, wat haar vooral tot een forum voor de hogere middenklasse maakte. Zij was echter de enige bevoegde instantie voor niet te schikken zaken met een beloop boven 200 gulden, of voor zaken van echtscheiding. Met een proces zal meer zijn gedreigd dan dat het werd gevoerd en minder dan de helft van de zaken werd tot een vonnis uitgeprocedeerd.

Dat archieven van criminele zaken verrassende inzichten kunnen geven in de vroegmoderne maatschappij is sinds de studies van onder meer E.M. Kloek wel bekend. Dit boek toont aan, dat hetzelfde geldt voor archieven van burgerlijke zaken.

W. Pelt

Trefwoorden: Nederland, Leiden, zeventiende eeuw, rechtsgeschiedenis, cultuurgeschiedenis, sociologie, stadsgeschiedenis, gilden