Hoe ging de vroegmoderne kunstenaar om met werken uit de klassieke oudheid? Dat is de onderzoeksvraag in deze bundel. Klassieke werken werden op verschillende manieren bewerkt en verwerkt door media als muziek, literatuur en beeldende kunst. In zeven artikelen wordt onderzocht hoe deze ‘bronnen van inspiratie’ hun weg vonden naar de kunst en cultuur van de Renaissance.
Olga van Marion laat zien hoe de klassieken via Het Princesse Liet-boec terecht kwamen bij de jongeren van die tijd. Klassieke personages werden ingezet om algemene gevoelens en problemen van jongelingen een gezicht te geven.
Musici hadden wel belangstelling voor de klassieke muziektheorie voorzover zij hun eigen werk probeerden te funderen op deze kennis. Rudolf Rasch constateert daarnaast dat deze theorie echter zweeg over belangrijke aspecten van de contemporaine muziek zoals meerstemmigheid en ritmische en metrische structuur (blz. 40-41), waardoor een lijn terug moeilijk is te trekken.
Voor de Metamorfosen van Ovidius hadden, schrijft Eric Jan Sluijter, kunstenaars veel belangstelling. Het werk werd veel gelezen en vaak uitvoerig van illustraties voorzien. Juist deze illustraties inspireerden beeldende kunstenaars bij hun eigen werk. Om deze verhalen in overeenstemming te kunnen brengen met de christelijke moraal, werd besloten ze te lezen als allegorieën waarin deze moraal besloten lag.
Rembrandt onderzocht in zijn kunst altijd een actueel probleem, stelt Daniela Hammer-Tugendhat in een Duitstalig artikel. In zijn uitbeelding van Danaë wordt de vraag naar de verhouding tussen de seksen onderzocht. Al analyserend komt Hammer tot een verrassende conclusie over Rembrandts ideeën over vrouwelijkheid en mannelijkheid.
De moord op Willem van Oranje heeft de gemoederen in de zeventiende eeuw danig bezig gehouden. Met name het toneel bleek een goede manier om de mening van het volk te beïnvloeden. Volgens Jan Bloemendal was de kennis van de klassieken op het gebied van drama een prima hulpmiddel voor de toneelschrijvers.
De analyse van Joost van den Vondels allegorische drama Leeuwendalers laat zien dat Vondel de klassieken in dit stuk een eigen plaats gaf, niet vertaald naar christelijke waarden. Onduidelijkheden die er waren over de interpretatie van dit stuk worden door Frans-Willem Korsten hiermee in een ander daglicht geplaatst.
Agnes Sneller behandelt het begrip aemulatio aan de hand van de tragedie Polyxena van Samuel Coster. Zij laat zien dat hij zijn inspiratie vond bij de klassieken. Echter met de uitwerking van het stuk overtrof hij zijn voorbeelden.
Een aardig boekje om te lezen. Het biedt soms een verrassend resultaat (Hammer-Tugendhat) of nieuw inzicht (Korsten). Sommige artikelen vragen om achtergrondkennis, het artikel van Rasch is moeilijk te volgen. Hij signaleert dit zelf al (blz. 32). Omdat deze bundel al eerder als themanummer is verschenen, vraag ik me wel af wat de meerwaarde van deze boekvorm is.
Paula Dix-Hertogh
Trefwoorden: Zeventiende eeuw, Nederland, receptie klassieken, literatuur, muziek, beeldende kunst