De Franeker universiteitsbibliotheek in de zeventiende eeuw.
Beleid en belang van een academiebibliotheek.
Jos M.M. Hermans, Goffe Jensma, Jacob van Sluis en Lydia Wierda ed., (ed.)
198 pp, € 23,-
isbn/issn: 978-90-6550-997-0,
geillustreerd

De Franeker universiteitsbibliotheek in de zeventiende eeuw.

(recensie: Annemarieke Blankesteijn)

Lange tijd leefde onder boekwetenschappers het idee dat er maar weinig informatie overgeleverd kon zijn over de lees- en boekcultuur in het noorden van Nederland in de Middeleeuwen en de vroegmoderne tijd. In de afgelopen decennia zijn echter de nodige gegevens over boeken uit de bibliotheekcollecties van de universiteiten van Franeker (gesticht in 1585) en Groningen (1614) beschikbaar gekomen en ook is er inmiddels inhoudelijk onderzoek verricht naar het onderwijs en het wetenschappelijke leven aan deze universiteiten.
De KNAW ondersteunde vanaf 1999 een project waarbij de gegevens van deze noordelijke boekencollecties bijeengebracht en geïnterpreteerd konden worden voor wat betreft hun rol in onderwijs en onderzoek in de zeventiende eeuw. Voor Groningen, met als aanknopingspunt de catalogus van 1669 en latere jaren, was reeds het nodige voorwerk verricht, vandaar dat het onderzoeksproject zich vooral richtte op het verzamelen en bewerken van het Franeker materiaal. Hier waren catalogi beschikbaar voor de jaren 1626, 1635, 1644, 1656, 1691-’94 en 1713. Onderdeel van het project was het samenstellen van een voorlopige zeventiende-eeuwse catalogus door Lydia Wierda. Deze is verschenen als bijlage in haar boek Armamentarium totius sapientiae. Een arsenaal van alle wetenschap. Zij heeft een editie gemaakt van de catalogus van 1691 met kruisverwijzingen naar de oudere catalogi en voorzien van bibliografische en exemplaargegevens.
De vondst van een nog oudere catalogus uit 1601 in de Bibliotheque Nationale te Parijs zal de samenstellers deugd doen, omdat daarmee het verloop van de collectievorming in de beginjaren nog beter valt te duiden. Helaas werd deze verloren gewaande bron pas ontdekt na het verschijnen van het voorliggende boek. Dit is een bundeling van lezingen gehouden in september 2005 bij het colloquium ‘Nut en nadeel van een academiebibliotheek’.
De bundel telt vier artikelen over het boekbezit van verschillende faculteiten en zes over de bibliothecaire context. In het eerste deel wordt vooral ingegaan op de vraag wat er per faculteit aan boeken aanwezig was. Wout van Bekkum schrijft over de collectie Hebraïca, Klaas van Berkel over de wiskunde, Mart Van Lieburg behandelt het medische en Robert Feenstra het juridische boekbezit. Zij baseren zich hierbij op de catalogusgegevens van Wierda. Het blijkt dat de bibliotheek het nodige aan naslagwerken bezat, maar dat hoogleraren niet zonder een eigen privé-bibliotheek konden. Van een bewust aankoopbeleid en een moderne onderzoeksbibliotheek was nog geen sprake: de bibliotheek was grotendeels afhankelijk van giften. Mede daardoor werden de wetenschappelijke ontwikkelingen aan de universiteit niet echt weerspiegeld in de opbouw van de boekencollectie.
Het tweede deel van het boek behandelt de bibliothecaire context. Gerda Huisman gaat in op de opzet en functie van catalogi van institutionele bibliotheken in de zeventiende eeuw. Een voorbeeld is online te bekijken: de catalogus van 1619 van de universiteitsbibliotheek Groningen wordt gepresenteerd via www.syllabus.rug.nl. Het blijkt dat opzet en indeling nogal konden verschillen en dat de ene catalogus veel uitgebreider was dan de andere. Sybren Sybrandi behandelt de positie van de academiedrukker, die gelieerd was aan de universiteit en gaat in op de bedrijfsvoering en de distributie van boeken. Hoewel de drukker van elk boek een exemplaar zowel aan de Staten als aan de universiteit moest leveren, zijn deze uitgaven niet in de bibliotheekcatalogus terug te vinden.
Het hoofdstuk van Paul Hoftijzer biedt een contrast tussen het kleinere Franeker en de toonaangevende boeken- en universiteitsstad Leiden. De Franeker bibliotheek was aanvankelijk alleen toegankelijk voor hoogleraren, hoewel ook studenten in de loop van de zeventiende eeuw enkele uren per week toegang kregen. In Leiden was er sprake van een vergelijkbare situatie en hoogleraren en studenten schaften de meeste boeken zelf aan tijdens veilingen of bij de vele goed gesorteerde boekhandels die de stad toen al kende. Het privé-boekbezit van Leidse hoogleraren en studenten was over het algemeen groot. Ook uit het hoofdstuk van Philippus Breuker, ‘De betekenis van de Franeker academie voor de Friese literatuur’ (pp. 155-170) komt naar voren dat het bezit van de Franeker bibliotheek geen graadmeter was voor wat men privé las of aanschafte. In de collectie bevonden zich geen werken in het Fries en nauwelijks boeken over Friesland en haar geschiedenis, maar het Fries werd wel degelijk veel gebruikt in studenten- en gelegenheidsgedichten. Dergelijk materiaal werd in de zeventiende eeuw echter niet in de bibliotheek opgenomen.
Piter van Tuinen behandelt tenslotte de Latijnse scholen van Franeker en Harlingen in de zeventiende eeuw. Die van Franeker was nauw verweven met de universiteit en het is daarom niet verwonderlijk dat veel studenten juist van deze Latijnse school afkomstig waren. In Franeker werd men meer voorbereid op een academisch beroep, in tegenstelling tot in Harlingen waar de nadruk vooral lag op het verwerven van sociaal en cultureel kapitaal.
Het boek telt diverse zwart-wit afbeeldingen, met name van boeken uit de Franeker collectie. Verder geeft Feenstra een register van juridische werken, Huisman een chronologische lijst van gedrukte catalogi van institutionele bibliotheken (1595-1700) en Van Tuinen twee brieven uit 1655 en 1648 die rectorenbenoemingen tot onderwerp hebben.
In de inhoudsopgave staat boven de eerste vier artikelen ‘De vier faculteiten’. Echter, een analyse van de theologische faculteit ontbreekt. Dit was in deze periode de voornaamste faculteit en bovendien bestond ongeveer de helft van de bibliotheekcollectie uit theologische boeken. Deze analyse moet volgens de samenstellers nog gedaan worden. Tevens wordt in het voorwoord vermeld dat er niet geheel en al is voldaan aan de doelstellingen van het onderzoeksproject.
De ondertitel is Beleid en belang van een academiebibliotheek, maar de meeste bijdragen zijn wel erg vakspecifiek. Graag had ik ook een en ander willen lezen over het daadwerkelijke gebruik van de bibliotheek door hoogleraren en studenten en over de geschiedenis van de bibliotheek. Hiervoor kan men terecht in het bovengenoemde Armamentarium totius sapientiae van Wierda, hoewel een inleidend artikel over dergelijke zaken in deze bundel niet onwelkom was geweest voor een beter begrip van het fenomeen universiteitsbibliotheek in de vroegmoderne tijd.

Annemarieke Blankesteijn

Trefwoorden: Nederland, Groningen, Franeker, Universiteitsbibliotheek, Vroegmoderne tijd, zeventiende eeuw, Boekwetenschap, Universiteitsgeschiedenis