Abraham Kuyper
Een biografie
Jeroen Koch
665 pp, € 39,50
isbn/issn: 9085062489

Abraham Kuyper

(recensie: Maarten Prins)

 'Godslasterlijk' en 'misselijk', zo heeft de historicus Ari van Deursen Jeroen Kochs biografie van Abraham Kuyper getypeerd. Het boek zou zelfs kwetsend zijn voor christenen. Onbegrijpelijk, want biograaf Koch heeft een stijlvol en onderhoudend boek geschreven dat - kritisch en ironiserend, ja - maar bezwaarlijk kwetsend genoemd kan worden.

Het leven van Abraham Kuyper (1837-1920) is een veelomvattend onderwerp. Kuyper leidde een actief leven als politicus en theoloog, er is het nodige werk over hem verschenen en hijzelf schreef zeer veel. Een vorige - onvoltooide - biografie van de hand van George Puchinger had maar liefst zeven delen moeten omvatten. Koch heeft er dan ook voor gekozen om Kuypers ideeënwereld en zijn maatschappelijke loopbaan te benaderen in wat hij een ‘samenvattende, intellectueel-politieke biografie’ noemt. Evengoed heeft hij zes jaar aan dit boek gewerkt, dat met ruim 600 pagina's lijvig genoemd mag worden.

Het boek begint met Kuypers 'wedergeboorte', zijn afkeer van moderne theologie en bekering tot een orthodoxe vorm van protestantisme. Kuypers vader, een dominee, gold als gematigd protestant. Ook binnen het theologisch milieu van de Leidse universiteit waar Kuyper college liep, gold de bijbel als 'uitdrukking' en niet als de grondslag van het christelijk geloof. Nadat hij in een geestelijke crisis was geraakt, beschouwde Kuyper zich als wedergeborene. Voor hem was de bijbel daarmee Gods woord en basis van het geloof. Hij brak met het verstandelijk, gematigd geloof van zijn vader en zijn Leidse hoogleraren.

Na zijn studietijd stond Kuyper als predikant achtereenvolgens in Beesd (1863-1867), Utrecht (1867-70) en Amsterdam (1870-74). In 1874 koos hij voor een politieke carrière en werd gekozen tot lid van de Tweede Kamer. In deze tijd begonnen orthodoxe protestanten zich politiek te organiseren uit verzet tegen de staatsschool. De gemengde overheidsschool, zoals die tot stand kwam door de liberale schoolwetten, was religieus neutraal en voedde op 'tot alle christelijke deugden'. Er mocht niets onderwezen worden wat aanstootgevend zou kunnen zijn voor joden, protestanten of katholieken. In toenemende mate eisten protestanten en katholieken eigen opleidingen en staatssubsidie voor gezindheidscholen.

Kuyper trachtte zijn politieke aanhangers in een partij samen te brengen, waartoe hij in 1879 een partijprogramma ‘Ons Program’, uitvaardigde. Hierin zette hij breedvoerig zijn idealen en maatschappijbeeld uiteen. Desondanks bleef de Anti-Revolutionaire Partij volgens Koch een 'schoolpartij' die zich in politieke zin voornamelijk op het vlak van de onderwijskwestie onderscheidde. Ook op het gebied van de wetenschapsbeoefening formeerde Kuyper een eigen aanhang om zich heen. Wetenschap diende in zijn ogen een basis in het geloof te hebben. Daarnaast moest het geloof tot wetenschap worden. Het resultaat van die inspanningen was een eigen gereformeerde krant (‘De Standaard’), een eigen universiteit (de ‘Vrije Universiteit’) en een eigen politieke partij (de Anti-Revulotionaire Partij).

Kuypers ideaalbeeld was het calvinisme van de 16de-eeuwse Reformatie. Om terug te keren tot dit ‘geloof der vaderen’, was kerkherstel en 'herkerstening' van het Nederlandse volk noodzakelijk. Hij verzette zich dan ook tegen de in zijn ogen halfslachtige oecumenische volkskerk die de Nederlandse hervormde kerk was geworden. Kuyper probeerde eindeloos een breuk tussen de kerkgemeenschap en het synodaal bestuur teweeg te brengen, wat uiteindelijk slaagde met de Doleantie (1886). Kuypers gereformeerden scheidde zich af van de Nederlands Hervormde kerk.
Terwijl als geestelijk leider de antirevolutionaire beweging politiseerde, bleef de politicus Kuyper zich bedienen van de moraliserende en kapittelende stijl van de dominee. Kuyper was een romanticus, een begenadigd spreker, fel polemist en notoir querulant. Hij grossierde in prachtige politieke strijdkreten en martiaal taalgebruik. In zijn blad ‘De Standaard’ nam hij met rake commentaren (‘driestarren’) die hij met drie sterren tekende, zijn tegenstanders onder vuur. Zijn strijdmakkers noemde hij 'kleine luyden' en 'mannenbroeders', hijzelf was de leider van een 'Gideonsbende', die zich als doel had gesteld om Nederland te laten terugkeren tot het 'geloof der vaderen'. Als geen ander wist Kuyper ook hoe een verhaal moest worden gebracht. Dit illustreert Koch aan de hand van Kuypers verslag van zijn eigen wedergeboorte. Naarmate hij het verslag van die wedergeboorte vaker verhaalde, zagen meer op effect berekende versies van de bekering het licht.

In 1861 en nogmaals in 1876 viel Kuyper ten prooi aan geestelijke inzinkingen. De leider vertrok dan maandenlang naar buitenlandse kuuroorden. Eenmaal hersteld legde hij zich een ijzeren regelmaat op, waarin zijn dagindeling tot op de minuut was vastgelegd. Volgens zijn dochter werd 'bij alle overgangen van arbeid en rust het horloge geraadpleegd.’ Zo sterk was deze gewoonte ‘dat het meer dan eens gebeurt, dat, als wij mijn Vader 's avonds een tweede kopje thee aanbieden, hij op zijn horloge kijkt, en b.v. zegt: “nog vier minuten”. En dan moet de thee-schenkster ook precies vier minuten wachten, voor zij het tweede kopje mag inschenken.’

Tijdens Kuypers premierschap (1901-1905) traden zijn kwaliteiten en tekortkomingen sterk naar voren. De polemist werd een bestuurder. Koch citeert Kuypers partijgenoot Idenburg: “In zijn kring was hij om zoo te zeggen: alles. Critiek uitoefenen is hem ten volle toevertrouwd, evenals groote lijnen aangeven, [...] in het luchtledige bouwen.” Als volksleider wist Kuyper als geen ander pakkende leuzen uit te geven en de massa's te bezielen, maar als staatsman ontbrak het hem volgens Idenburg aan tact, aan wil om concessies doen. Rekening houden met de bestaande, historisch gegroeide praktijk lag niet in zijn aard. Nadat hij bij de verkiezingen van 1905 werd verslagen, raakte Kuyper in politiek opzicht op een zijspoor.

In het beschrijven van zijn politieke stijl, de wijze waarop hij met theatrale uitlatingen en handige politieke beeldvorming zijn aanhang wist te mobiliseren, in de analyse van de verheerlijking en mythevorming rondom de persoon Kuyper, daarin is Koch duidelijk het meest in zijn element. Een kritiekarme hagiografie is ‘Abraham Kuyper. Een biografie’ dan ook geenszins. Koch bedient zich van een afstandelijke, ironiserende stijl. Maar hoezeer hij Kuypers acteertalent en de gedramatiseerde aspecten van zijn politiek optreden benadrukt, Kuypers overtuiging trekt Koch nergens in twijfel. Wat betreft Kuypers ideeënwereld sluit Koch veelal aan bij het door de historicus Kossmann in de jaren ‘70 geformeerde oordeel, dat sprak van 'briljant geformuleerde tegenstrijdigheden.' Maar ook als hij Kuypers dialectische redeneertrant en gegoochel met begrippen fileert, relativeert Koch door te benadrukken dat dergelijk gedachtegoed algemeen was.

In het hoofdstuk over Kuypers reis rond de Middelandse Zee van 1905-1906 en zijn verslag daarvan in het boek ‘Om de oude wereldzee’, worden de oud-premiers (vaak tegenstrijdige) denkbeelden ten aanzien van de wereld om hem heen naar voren gebracht. ‘Ter genezing van bekrompen zin werkt niets zoo weldadig als een bad in een geheel andere werkelijkheid’, had Kuyper naar aanleiding van een Amerikaanse reis geschreven. Echter, als neocalvinist gewend om ‘heel de wereld, in verleden, heden en toekomst te duiden binnen de christelijke kosmologie’, werd Kuyper op zijn reizen alleen maar bevestigd in zijn standpunten. Over de plaatsen die hij bezocht lepelde de belezen theoloog dan ook pagina na pagina handboekstof. Het ‘geloofsoog’, stelt Koch, ‘werkte niet als zoeklicht maar als projectielamp’.

Koch is een begenadigd stylist met een rijke woordenschat, zij het af en toe wat langdradig. Een enkele keer doet zich ook een gemis aan uitleg voelen. Zo schrijft Koch: 'Niet te onrechte kapittelde hij [Kuyper] Frankrijk en Groot-Brittannië om de wijze waarop bij de totstandkoming van de Entente Cordiale in 1904 [...] Duitse belangen waren vertreden.’ Waarom dit niet ten onrechte is, kan de lezer misschien wel vermoeden, maar Koch legt het niet uit (ook in de noten vond ik geen explicatie).

Waren recensenten in de Volkskrant en de NRC lovend over deze biografie, Ari van Deursen uitte in het Nederlandsch Dagblad en het Reformatorisch dagblad felle kritiek. Hij somde een aantal voorwaarden op waar een Kuyper-biograaf naar zijn mening aan zou moeten voldoen, zoals zich ‘uitstekend thuisvoelen op het terrein van de theologie’. Volgens Van Deursen zou een biograaf Kuypers betekenis voor de antirevolutionaire beweging centraal moeten stellen. Hierbij gaat hij er a priori van uit dat Kuyper opkwam voor een ‘achtergesteld volksdeel’. Dit emancipatiemodel voldoet reeds lang niet meer en is volgens Koch in recente benaderingen juist vervangen door een benadering waarin politieke stijl en politieke cultuur centraal staan; Van Deursens benadering is achterhaald. Koch plaatst Kuypers ideeën en handelen tegen de achtergrond van de politieke praktijk van zijn tijd.

Tamelijk geestig zijn Kuypers staaltjes van acteren, die door Koch meesterlijk worden blootgelegd. Nadat hij zijn partijgenoot en collega-kamerlid De Savornin Lohman in een artikel had aangevallen, veinsde Kuyper in een brief aan Lohman niet te weten waarom hij al enige tijd geen brief terug had ontvangen. Was zijn strijdmakker soms ziek? Een dag later, nadat hij nog altijd geen reactie had binnengekregen, begon Kuyper zich alvast voorzichtig te verdedigen. Een ander voorbeeld betreft de behendige wijze waarop de antirevolutionaire leider het fysiek ongemak van een overspannen gestel wist uit te buiten. Zelf een ongenadig polemist beklaagde hij zich tegenover zijn critici, omdat deze niet rekening hadden gehouden met zijn 'geschokte zenuwen' die 'op tic geslagen' waren. Dergelijke prachtige passages zullen we in een door Van Deursen gesanctioneerde biografie waarschijnlijk niet vaak tegengekomen. En wat te denken van die gemaskeerde verkneukeling, toen Kuyper ter ore kwam dat de goddeloze Nietzsche krankzinnig was geworden: "Of hier een oordeel Gods in ligt? Ik beslis het niet."
Schitterend!

Maarten Prins