De geestelijke ridderorden zijn vanaf omstreeks 1100 ontstaan tijdens de kruistochten, en stelden zich een tweeledige taak: het instandhouden van een hospitaal, in eerste instantie voor pelgrims, en het vechten tegen ongelovigen. De eerste doelstelling is later verbreed tot het verrichten van andere werken van barmhartigheid. De belangrijkste orden waren de Johannieterorde, na 1530 ook wel Maltezer Orde genaamd, de Tempeliers, ten tijde van de reformatie reeds ontbonden, en de Duitse Orde. Al in 1122 vinden we aanwijzingen voor aanwezigheid van Johannieters in Utrecht. De leden van de ridderlijke orden werden vooral gerekruteerd uit de lage adel. Zowel de ridders als de priesters en de dienende broeders legden een gelofte af, maar doordat geweld en mobiliteit voor velen van hen intrinsieke onderdelen van hun bestaan waren, werden ze vanaf het begin slechts ten dele met monniken gelijkgesteld. Ze waren niet ondergeschikt aan de bisschoppelijke hiërarchie maar rechtstreeks aan de paus. In het Duitse rijk stonden ze in de Middeleeuwen onder rechtstreekse bescherming van de keizer. Bij de godsdienstvrede van Augsburg van 1555 waren ze van het principe cuius regio, eius religio formeel uitgesloten, hoewel niet altijd in de praktijk.
Zowel de Duitse orde als de Johannieters stonden aan het einde van de Middeleeuwen aan kritiek bloot, omdat de vroomheid en opvattingen over armoede binnen de orden en onder hun leiders wel te wensen overlieten. Maar het optreden van de Duitse Orde in Hongarije tegen de Turken dwong respect af, net als dat van de Johannieters bij de onfortuinlijke verdediging van Rhodos en de succesvolle van Malta; daar waren protestant en katholiek het over eens. Als verzorgingsinstelling voor lage adel genoten ze populariteit in adellijke kringen, wat in deze periode nog steeds een belangrijk punt in hun voordeel was. In protestantse streken konden de ridderlijke orden dan ook langer blijven voortbestaan dan orden van monniken en nonnen, maar in de meeste protestantse landen maakte een verbod van nieuwe intredingen geleidelijk een einde aan de balijen en commanderijen. Truus van Bueren (p.209-235) beschrijft boeiend hoe de wereldlijke Haarlemse overheid aasde op het kunstbezit van de Johannieters in Haarlem en tijdig een inventarisatie liet maken van werk van Haarlemse schilders. Sommige huizen, vooral van de Duitse orde in Duitsland, konden overleven door bi-confessioneel te worden.
Deze bundel bevat naast de korte inleiding van de redacteur Klaus Militzer dertien bijdragen, zes in het Duits en zeven in het Engels, zes elk over de Duitse orde en de Johannieters, en één over beiden. De auteurs komen uit Duitsland (5), Nederland (3), Engeland (3), Zweden, Letland en Polen (elk 1). Voor de meeste bijdragen is de titel van de bundel een betere omschrijving dan de ondertitel.
Staatsvorming wordt eigenlijk alleen besproken in het geval van Albrecht van Brandenburg-Ansbach. In zijn streven naar een territoriale staat ging hij over naar het Lutheranisme en schaarde zich met zijn bezittingen als grootmeester van de Duitse Orde als hertog van Pruisen aan de zijde van de - katholieke - koning van Polen als diens leenman. Zo ontstond de eerste protestantse staat. Dit verhaal wordt door Udo Arnold (p.11-29) vanuit Albrecht's en door Janusz Mallek (p.31-41) vanuit koning Sigismund's standpunt belicht.
De werking en manipulatie van traditie zijn het onderwerp van de kunsthistorische bijdrage van Daantje Meuwissen over de portrettengalerij van commandeurs van de Duitse orde in Utrecht (p.237-267).
Wellicht schiet mijn kennis over Letse, Scandinavische en Poolse geschiedenis in deze periode tekort om de artikelen over ontwikkelingen in die landen ten volle te waarderen. Misschien is dit de reden dat ik de bijdragen van de Nederlanders het meest toegankelijk geschreven vond. De meeste Duitse bijdragen hebben een hoog feitelijk gehalte en lenen zich meer voor bestudering dan doorlezen. Alle bijdragen hebben uitvoerige literatuuropgaven, die deze bundel zeer geschikt maken voor wie zich wil verdiepen in de twee orden in een overgangstijd.
W. Pelt
Trefwoorden : Middeleeuwen, Vroeg-moderne tijd, Nederland, Baltische landen, Brandenburg-Pruisen, Kruistochten, Hervorming, Reformatie, Johannieterorde, Duitse orde, Natievorming