Het schoolschrift van Pieter Teding van Berkhout
Vergezicht op gymnasiaal onderwijs in de zeventiende-eeuwse Nederlanden
Anna Frank-van Westrienen
288 pp, € 29,-
isbn/issn: 978-90-6550-980-2
geïll.

Het schoolschrift van Pieter Teding van Berkhout

(recensie: Annemarieke Blankesteijn)

Mevrouw Frank-van Westrienen (1917) is vooral bekend van haar proefschrift De Groote Tour: tekening van de educatiereis der Nederlanders in de zeventiende eeuw, dat zij in 1983 aan de Universiteit Leiden verdedigde. Nog steeds is dit een standaardwerk op het gebied van de Grand Tour: in de vroegmoderne tijd was het gebruikelijk dat welgestelde jongemannen hun academische studie afrondden met een educatieve reis naar het buitenland.
In De Groote Tour heeft de auteur veel egodocumenten geraadpleegd. Het voorliggende boek Het schoolschrift van Pieter Teding van Berkhout. Vergezicht op gymnasiaal onderwijs in de zeventiende-eeuwse Nederlanden steunt voornamelijk op één manuscript: (de titel zegt het al) het schoolschrift van Pieter Teding van Berkhout. Aan de hand hiervan wordt veel informatie verstrekt over het onderwijs aan de Latijnse school, de voorloper van het Gymnasium. Over methodes, reglementen, docenten en leerboeken is inmiddels wel een en ander bekend, maar hoe werd dit onderwijs door de leerlingen ervaren en hoe verwerkten zij de lesstof? Frank-van Westrienen heeft een unieke bron gevonden om dergelijke vragen te kunnen beantwoorden. Het manuscript vond ze toevallig in het archief van de familie Teding van Berkhout tijdens het werken aan haar proefschrift. Toen ze Pieters verslag van zijn Grand Tour door Frankrijk in 1664 wilde raadplegen, pakte ze per ongeluk het naastgelegen inventarisnummer en bleek zij een manuscript in handen te hebben dat Pieters opstellen, aantekeningen en oefeningen aan de Latijnse school bevatte voor de jaren 1658-1660, met dit boek als gevolg.
Pieter Teding van Berkhout (1643-1713), afkomstig uit een oud en gegoed geslacht, kreeg net als zijn vader Paulus, advocaat bij het Hof van Holland en raad, rekenmeester en president van de Domeinen van Holland en West-Friesland, een gedegen klassieke opleiding. Voordat Pieter aan de rechtenstudie in Leiden begon, maakte hij met een vriend van zijn vader een educatiereis naar Parijs en in juni 1664 vertrok hij voor de tweede maal naar het buitenland voor een lange reis. Gedurende zijn loopbaan vervulde Pieter allerlei eervolle functies. Hij was onder meer burgemeester van Delft, gedeputeerde der Staten-Generaal, gecommitteerde van de Admiraliteit van Zeeland en lid van de Raad van State der Verenigde Nederlanden.
Maar terug naar Pieters schooltijd. De Latijnse school bestond vanaf ongeveer het midden van de zestiende eeuw. Hier werd men vertrouwd gemaakt met de erfenis van de klassieken en tegelijkertijd doordesemd met de christelijke leer. De Schoolordre van 1625 zorgde voor een unificatie van het onderwijs aan de Latijnse scholen in Holland en West-Friesland. Frank-van Westrienen gebruikt deze Schoolordre als toetssteen bij haar onderzoek. Zo geeft ze bijvoorbeeld overzichten van klassieke auteurs en boeken die de leerlingen geacht werden te bestuderen. Dat is niet nieuw, maar interessant is het om te zien hoe Pieter Teding van Berkhout de lesstof verwerkte. Zo werden de leerlingen geacht welluidend proza te kunnen produceren en in het manuscript komen inderdaad allerlei schrijf- en stijloefeningen voor, waaruit bij eerste lezing kan worden opgemaakt dat Pieter zeer thuis was in de klassieke literatuur en gemakkelijk Griekse auteurs citeerde in het Latijn. Door het herleiden van de afzonderlijke elementen van deze teksten toont Frank-van Westrienen aan dat Pieter dankbaar een of meerdere bloemlezingen gebruikt moet hebben. Hoe hij te werk ging, kan de lezer zelf zien door vier van Pieters opstellen in Bijlage 1 te raadplegen. Dit is slechts een van de voorbeelden waaruit blijkt hoe de theorie van het onderwijs in de praktijk uitwerkte. Frank-van Westrienen acht Pieter geen begaafd Latinist, maar omdat er weinig vergelijkingsmateriaal is, is het moeilijk om zijn algehele niveau te beoordelen.
In de Schoolordre van 1625 werd er geen aandacht geschonken aan de kunst van het Emblematice legere, oftewel het zinnebeeldig lezen, maar in Pieters schoolschrift komen vele (overigens zeer aardig) nagetekende emblemen voor. Ook dit is een voorbeeld van het feit dat theorie en praktijk niet altijd samengingen. Pieter moet een didactisch goed onderlegde mentor gehad hebben, die het strenge programma van de Schoolordre aan de ontwikkeling van zijn leerling aanpaste en daar waar nodig ook van afweek. De Schoolordre was rigide, ambitieus en gericht op het nut. Wanneer Pieters prestaties met de eisen in de Schoolordre vergeleken worden, zou er een streng oordeel over zijn kunnen geveld worden, maar gezien de mening van docenten en hoogleraren over het algehele opleidingsniveau van de jeugd presteerde Pieter waarschijnlijk eerder gemiddeld dan onder de maat.
Het boek wordt besloten met vier Latijnse opstellen van Pieter, voorzien van een Nederlandse vertaling en een herleiding naar de klassieke bronnen die hij gebruikte. Bijlage 2 bevat de inhoudsopgave van het manuscript. Het herleiden van de bronnen die Pieter gebruikte, zowel voor zijn emblemata als voor zijn schrijfoefeningen, getuigt van een grote speurzin en kennis van de klassieken. Mevrouw Frank-van Westrienen heeft opnieuw een standaardwerk op haar naam staan, waar onderzoekers naar het vroegmoderne middelbare onderwijs niet omheen kunnen. Annemarieke BlankesteijnTrefwoorden: Nederland, 17e eeuw, Teding van Berkhout, onderwijs, educatie, opvoeding, Latijnse school, emblemata, Grand Tour, Grieks, Latijn, klassieken, Gymnasium


Annemarieke Blankesteijn