Deze bundel is tot stand gekomen ter ere van het emeritaat van professor Orbán, hoogleraar in het Laat Latijn aan de universiteiten van Utrecht en Nijmegen. De auteurs zijn allen oud-leerlingen en de onderwerpen representeren het brede interessegebied van de honorandus. Centraal staat steeds het onderwijs in de Middeleeuwen en de receptie van deze geleerdheid tot op heden.
In het eerste artikel destilleert Mary Garrison uit de overgeleverde correspondentie de omgangsvormen en onderlinge verhoudingen aan het Karolingische hof. Door Mariken Teeuwen wordt vervolgens ingegaan op de belangstelling voor de klassieken aan datzelfde hof. In een tijd waarin het christendom de boventoon voerde, blijkt een kleine elite zich wel degelijk te hebben verdiept in deze heidense verhalen. Martianus Capella schreef in de 5e eeuw zelfs in de mythologische traditie, hetgeen in de 9e eeuw weer tot bestudering van zijn werk leidde.
In de 12e eeuw werden de klassieken onder andere bestudeerd door Arnulf van Orléans. Deze Franse magister uit de pre-universitaire periode voorzag vele antieke geschriften van commentaar. Wilken Engelbrecht beschrijft de ontwikkeling van het universitaire systeem en toont aan de hand van citaten van vriend en vijand van Arnulf diens waardevolle rol hierin.
Ook Lia Couwenberg verdiept zich in de receptiegeschiedenis van de klassieke geschriften maar concentreert zich op Vergilius’ koningin Dido van Carthago. Tot op de dag van vandaag krijgen leerlingen het Latijn onderwezen aan de hand van de liefdesgeschiedenis van Dido en de Trojaanse held Aeneas. Dit blijkt niet zonder reden. Al toen het werk verscheen, was dit een van de meest populaire verhalen uit Vergilius’ twaalfdelig epos.Vier eeuwen later werd Augustinus gegrepen door het verhaal en refereerde eraan in meerdere geschriften. Gedurende de Middeleeuwen is Vergilius op allerlei wijzen becommentarieerd en bewerkt om de didactische toegankelijkheid te vergroten. Deze traditie heeft het antieke verhaal levend gehouden en geleid tot vele literaire producten, variërend van poëzie tot liederen zoals de Carmina Burana. Ook werd het verhaal verteld in ridderromans en verbeeld in miniaturen en andere illustraties.
De meer religieus gerichte meesters worden in de overige artikelen beschreven. Els Rose gaat in op de leer van de apostelen, zowel in hun canonieke als apocriefe geschriften. NienkeVos verwoordt het belang van de gebedenboeken van Anselmus, en José van Aelst belicht hetzelfde bij Henricus Suso. Waar abt Anselmus van Bec (1033-1109) een rationeel godsbewijs zocht in gebed en contemplatie, streefden Suso en zijn volgelingen in de 14e eeuw naar het vergemakkelijken van meditatie door concrete gebedsoefeningen.
Directe verwijzingen naar het onderwijs treffen we aan bij EddieVetter, die beschrijft hoe Guido van Arezzo een pedagogisch programma ontwikkelde om bladmuziek te lezen, en bij Rijcklof Hofman, die zijn artikel heeft gewijd aan Johan Cele (1343-1417). Deze schoolmeester bracht de Zwolse stadsschool naar een hoog niveau en was bevriend met Gerard Grote, grondlegger van de Moderne Devotie. In zijn onderwijs treft Hofman dan ook grote aandacht voor de bijbel en voor oprechte innerlijke devotie.
De bundel wordt afgesloten met een artikel van Trudy Lemmers. Zij trekt een lijn van de vroege Middeleeuwen naar onze tijd door zich te verdiepen in de overeenkomsten tussen de Regula Pastoralis van paus Gregorius de Grote en de huidige visie op leiderschap. Lemmers refereert aan de Bilderbergconferentie van 2006 waarin men concludeerde dat een goed leider ‘dienend’ moet zijn. Dit bleek voor Gregorius in de 6e eeuw al het uitgangspunt te zijn in zijn adviezen aan de bisschoppen. Zijn unieke leiderschapsvisie bestond uit een vierstappenmodel, waarin hij de leider en zijn verantwoordelijkheid, zijn functie als rolmodel, zijn benadering van mensen, rekening houdend met verschillen, en zijn bewustzijn van eigen zwakheden behandelde. Lemmers concludeert dat ondanks het verschil in samenlevingsstructuur Gregorius’ praktische adviezen voor goed leiderschap aan actualiteit nog niets hebben ingeboet.
De chronologie van de artikelen illustreert dat er gedurende de hele Middeleeuwen sprake is geweest van ontwikkelingen in het onderwijs. De grote variëteit aan onderwerpen en invalshoeken doet de betiteling ‘Feestbundel’ zeker eer aan. Ik heb de bundel dan ook met veel plezier gelezen.
Diane Spelbos
Trefwoorden; Europa, Middeleeuwen, Onderwijs, Karolingisch hof, Vergilius, Liturgie, Guido van Arezzo, Anselmus van Bec, Arnulf van Orléans, Henricus Suso, Johan Cele, Gregorius de Grote.