Borsele, Bourgondië en Oranje
Heren en markiezen van Veere en Vlissingen 1400-1700
P. Blom, P.A.. Henderikx en G. van Herwijnen (red.)
€ 25,-
isbn/issn: 978-90-8704-005-5
geïllustreerd, Amsterdamse historische reeks, Grote serie, deel 35

Borsele, Bourgondië en Oranje

(recensie: Aron de Vries)

In 2005 werd er een symposium gehouden als herdenking van de verheffing door keizer Karel V van de heerlijkheid Veere tot markizaat 450 jaar geleden, op 21 oktober 1555 om precies te zijn. De zes voordrachten die toen gehouden werden, zijn nu in uitgebreidere vorm verschenen.

In het eerste artikel `Het markizaat Veere: een relict van het Bourgondisch-Habsburgse adelsbeleid’ (pag. 11-27) laat Hans Cools zien hoe de Bourgondisch-Habsburgse vorsten aristocraten aan zich bonden. Dit gebeurde bijvoorbeeld door de oprichting van de Orde van het Gulden Vlies, een zéér exclusief gezelschap, waarbij de edelman die lid werd, ging behoren tot een kring van quasi-gelijken rondom de soeverein. Daarnaast trachtte Karel V zijn lange afwezigheid in de Nederlanden te compenseren met het verlenen van hoge adellijke titels aan achtergebleven vertrouwelingen. Eén van deze vertrouwelingen was Maximiliaan van Bourgondië-Beveren, sinds 1546 vliesridder. In 1555 bracht Karel V alle Walcherse lenen en feodale rechten van Maximiliaan samen in één leen en kende hem de bijbehorende erfelijke titel van markies toe.

Louis Sicking laat in `Ten faveure van Veere en de vorst. De heren van Veere als makelaars in macht tussen zee en vasteland, ca 1430-1558’ (pag.27-60) zien hoe de heren van Veere langzaam in de invloedssfeer kwamen van het Bourgondisch-Habsburgse rijk. Hendrik van Borsele wist een vrij onafhankelijke positie te handhaven, ook al bekleedde hij verschillende ambten in Bourgondische dienst. Zijn opvolger, Wolfert van Borsele, slaagde hierin niet en na zijn dood kwam de titel in handen van een zijtak van het Bourgondisch-Habsburgse huis. Dit geslacht bekleedde het vooraanstaande ambt van admiraal van de Nederlanden, maar dit leidde uiteindelijk ook tot de ondergang. De markies kwam in grote geldnood doordat hij de bouw van schepen moest voorfinancieren. Daarnaast ging veel geld naar de luisterrijke ontvangsten op kasteel Zandenburg. In 1558 liet de markies van Veere dan ook een failliete boedel na.

Het wekt bevreemding dat de bundel niet opent met het interessante artikel van Peter Henderikx, `De vorming in 1555 van het markizaat van Veere en de aard en herkomst van de aan het markizaat verbonden goederen en heerlijkheden’ (pag. 61-104). Henderikx geeft veel informatie over de Heren van Veere in de 13e en 14e eeuw en de bezittingen die zij hadden op Walcheren. Niet alleen op chronologische gronden zou de bundel hiermee dienen te openen, maar het artikel werkt ook zeer verhelderend voor de eerder gelezen bijdragen. In een bijlage volgt de oorkonde waarin Maximiliaan van Bourgondië-Beveren tot markies wordt verheven. Deze oorkonde is in zestiende-eeuws Frans, maar een vertaling wordt spijtig genoeg niet geboden.

In de vierde bijdrage `De Oranjes als markiezen van Veere. Hun politieke invloed in Zeeland en de stad Veere 1581-1702’ (pag. 105-152) gaat Simon Groenveld in op de grote macht die de Oranjes in het 17e-eeuwse Zeeland bekleedden. Willem van Oranje werd in 1581 stadhouder en daarmee dienaar van de nieuwe landsheer, het Statencollege. Maar hij was tevens de Eerste Edele van Zeeland, waardoor hij lid was van de Staten als spreekbuis van de adel, en hij kocht in 1581 het markizaat van Veere met de ermee verbonden stad Vlissingen en andere bezittingen. Aangezien Veere en Vlssingen ook zitting in de Staten hadden, beschikten de Oranjes over drie van de zeven stemmen in de Staten. Groenveld laat echter zien dat Veere en Vlissingen niet altijd een pro-Oranje standpunt verkondigden. Zo hielden deze steden hun handelsbelangen in het oog, waardoor soms het belang van de heer moest wijken voor Mercurius.

Paul Rem, `Een boedelinventaris uit 1592 van het huis Laterdael, het Veerse hof van prins Maurits’ (pag. 153-172), bekijkt het materiële leven van de Oranjes in twee huizen. In vergelijking met het Prinsenhuis in Vlissingen, blijkt huis Laterdael in Veere maar een bescheiden vorstelijk verblijf te zijn geweest.

Het laatste artikel, `Versekert ende bewaert. De geschiedenis van het archief van de heren van Veere en bronnen voor het onderzoek naar het markizaat Veere’ (pag. 173-192) van Peter Blom is zeer interessant. Het gaat in op het archiefbeheer door de Heren van Veere. Daarnaast wordt een overzicht gegeven van andere archieven die van belang zijn voor de geschiedenis van het markizaat Veere.

De bundel legt de nadruk op de verheffing tot markizaat en de tijd erna. Het tijdperk van de Van Borseles komt er enigszins bekaaid vanaf. Het boek is rijk geïllustreerd en bevat veel wetenswaardigheden, zeker voor mensen die geïnteresseerd zijn in de Zeeuwse geschiedenis.

Aron de Vries

Trefwoorden: Nederland, Zeeland, Markizaat Veere, Vlissingen, Walcheren, Late Middeleeuwen, Nieuwe tijd, Gulden Vlies, Maximiliaan van Bourgondië-Beveren, Oranjes